2.1 Het beginnende leven

2.1.1 Het wezen en het doel van het huwelijk volgens de leer van de Katholieke Kerk

Het huwelijk is een door de Schepper ingestelde levensverbintenis en gemeenschap tussen een man en een vrouw die berust op wederzijdse liefde. Zij heeft tot doel de mensheid in stand te houden door het voortbrengen van kinderen die binnen die gemeenschap een veilige plaats vinden om onder leiding en gezag van hun ouders tot evenwichtige mensen op te groeien die eens in Gods heerlijkheid zullen mogen delen. Het is een natuurlijke verbintenis die door Christus tot sacrament is verheven. In het huwelijk geven de echtgenoten zich volkomen en zonder voorbehoud in liefde aan elkaar, naar het voorbeeld van de liefde van Christus in Zijn kruisoffer van volkomen zelfgave aan de Vader dat wordt voortgezet in de H. Eucharistie.

2.1.2 Hoe de mens zijn vermogen tot voortplanting dient te gebruiken

De mens dient zijn vermogen tot voortplanting – zijn hoogste biologische vermogen – te gebruiken in overeenstemming met het doel ervan: de voortzetting van de menselijke familie. Hij moet dat doen binnen de liefdesgemeenschap van het huwelijk, waarin man en vrouw zich geheel aan elkaar geven en zich zo in dienst stellen van Gods scheppingswerk.

2.1.3 De innerlijke houding bij het gebruik van de seksuele vermogens

De seksuele vermogens moeten gebruikt worden met een diep respect voor het intrinsieke doel ervan, dat niet moet worden belemmerd, en als hoge uiting van wederzijdse liefde.

2.1.4 De gerichtheid van de huwelijksdaad op vruchtbaarheid

Niet elke huwelijksdaad is vruchtbaar en de mens is vrij om die kennis te gebruiken zonder evenwel het doel van het huwelijk zelf geheel te belemmeren. Het is ook onjuist om de seksuele vermogens louter te gebruiken tot eigen of elkaars genoegen en het gebruik ervan los te maken van hun intrinsieke doel, de vruchtbaarheid. Dit gaat in tegen het gebod van respect voor de waardigheid van de mens omdat het van de partner en/of het eigen lichaam louter een instrument voor bevrediging van gevoelens maakt. Het is bovendien in strijd met bovengenoemde eis van zelfgave.

2.1.5 Het ontstaan van een nieuwe mens

Door de geslachtsgemeenschap van man en vrouw ontstaan bij de conceptie de materiële voorwaarden (de ‘dispositie’ in de stof) voor de ontwikkeling van het biologische substraat van een mens, het menselijke embryo. Echter, de mens verkrijgt zijn leven als actuele mens op grond van zijn onstoffelijk levensbeginsel, de ziel, die door God rechtstreeks voor iedere mens geschapen wordt. Elke mens is veroorzaakt door een scheppingsdaad van God uit liefde tot die mens.

2.1.6 De algemene houding ten opzichte van het menselijke embryo

Aan het menselijke embryo moeten dezelfde rechten en wezenseigenschappen worden toegekend als aan iedere mens in elk later stadium van het leven. Het embryo heeft dus recht op onvoorwaardelijke bescherming en zorg. Het menselijke embryo is een menselijk wezen vanaf de conceptie. Hoewel de Kerk zich nooit heeft uitgesproken over het moment van de bezieling, is de finaliteit van het embryo vanaf de conceptie niet te onderscheiden van die van elke mens: ontwikkeling tot zelfstandigheid en uiteindelijk de vereniging met de Schepper. Het menselijke embryo kan zich tot niets anders ontwikkelen dan tot een zelfstandige mens, tenzij het te gronde gaat en sterft door een stoornis in de biologische ontwikkeling.

2.1.7 De houding van ouders tegenover het embryo dat uit de liefdesgemeenschap is ontstaan

De ouders dienen het zich ontwikkelende menselijke wezen in dankbaarheid te aanvaarden als een geschenk van God, dat aan hun zorgen is toevertrouwd en geheel van hen afhankelijk is. Zij moeten alles doen wat in hun vermogen ligt om het kind in gunstige omstandigheden geboren te laten worden en opgroeien, het een goede opvoeding geven in het kader van de stabiele gezinssituatie waartoe zij in hun huwelijk geroepen zijn.



2.1.8 Anticonceptie

Anticonceptie of contraceptie is elke handeling of methode die de natuurlijke huwelijksdaad gewild onvruchtbaar maakt, om het even op welke wijze. Men rekent hiertoe het gebruik van het condoom, coïtus interruptus, orale anticonceptie en parenterale remming van de ovulatie en in brede zin de farmacologische en mechanische middelen die de innesteling van een reeds gevormd embryo in het slijmvlies van de baarmoeder verhinderen of ongedaan maken. Onder de laatste vallen morning after pill (levonorgestrel, ulipristal), spiraaltje of intra-uterine device (IUD), en zeker RU486 (abortivum) en currettage.

2.1.9 Redenen waarom de Kerk anticonceptie verwerpt

De Kerk oordeelt dat het scheiden van de huwelijksdaad van haar intrinsieke doel, de voortplanting, tegen de natuur van de mens en dus tegen de bedoeling van God in gaat. De huwelijksdaad is ook de ultieme uiting van liefde van de echtgenoten waarin zij zich geheel aan elkaar geven met hun hele persoon, hetgeen de vruchtbaarheid en elk ander vermogen insluit. Daarbij de vruchtbaarheid uitsluiten door enige maatregel tot tijdelijke of blijvende onvruchtbaarmaking van een of beide echtgenoten (condoom, pil, spiraaltje, sterilisatie), doet op essentiële wijze afbreuk aan die zelfgave.

2.1.10 Intrinsieke morele bezwaren van anticonceptieve methoden

Deze bezwaren betreffen de abortieve werking. De zogenoemde ‘overtijdbehandeling’ en ‘morning after pill’ en het íntra uterine device (IUD) of spiraaltje bewerken onder meer een verhindering van de innesteling van het embryo in zijn prilste vorm, dat is gevormd door de conceptie. Ook de gebruikelijke orale anticonceptiepil heeft potentieel dit effect wanneer de remming van de ovulatie niet effectief is (bij lage oestrogeendosis). Los daarvan maakt de combinatiepil dat het slijm van de baarmoederhals minder doorgankelijk wordt voor zaadcellen.

2.1.11 Redenen waarom de Kerk kunstmatige voortplantingsmethoden verwerpt

Kunstmatige voortplantingsmethoden waarbij de conceptie tot stand komt buiten de vereniging van man en vrouw in de huwelijksdaad, wordt door de Kerk verworpen omdat daarin de voortplanting tot een zakelijke (laboratorium) handeling wordt verlaagd, waarin de huwelijksliefde geen directe rol speelt.

Om die reden worden kunstmatige inseminatie, alle vormen van in-vitrofertilisatie, eiceldonatie, eicelcryopreservatie en draagmoederschap afgewezen.

2.1.12 De opvatting van de Kerk over voortplantingsmethoden buiten het huwelijk van een man en een vrouw

De Kerk wijst deze af omdat het huwelijk tussen een man en een vrouw het door God gewilde kader is dat berust op de natuurwet, waarin nieuwe mensen geboren worden en opgroeien. Los daarvan stelt zij met nadruk dat elk nieuw menselijk wezen dat zich aandient met dezelfde onvoorwaardelijke eerbied voor zijn leven en met dezelfde zorg ontvangen moet worden en daarbij recht heeft op de zorg van het ouderpaar.



2.1.13 Abortus

Abortus, ook wel abortus provocatus of opzettelijke vruchtafdrijving genoemd, is de medische term voor het voortijdig afbreken van een zwangerschap door (medisch) ingrijpen. In het Nederlands wordt meestal kortweg de term abortus gebruikt voor deze handeling. De meest voorkomende redenen dat abortus wordt gepleegd zijn het ongewenst zijn van het kind of de verdenking op een aangeboren afwijking bij het kind. De term abortus lege artis provocatus betekent dat de medische ingreep volgens de vigerende stand van zaken in de medische wetenschap en de vigerende wetten is uitgevoerd.

2.1.14 Redenen waarom de Kerk abortus verwerpt

Abortus wordt door velen als een ernstig vergrijp gezien. Volgens de leer van de Kerk is het een zeer ernstig kwaad, waardoor de betrokkenen zichzelf uitsluiten van de gemeenschap van de Kerk. Immers, aan elk menselijk wezen komen vanaf de conceptie het fundamentele recht op leven, op de mogelijkheid tot ontwikkeling tot volwaardig mens en op de liefde van de ouders toe.

2.1.15 Specifieke redenen om abortus te verwerpen

a. Aan een beginnend weerloos menselijk wezen wordt het fundamentele recht op leven ontzegd door het moedwillig te doden;
b. Het kind wordt gedegradeerd tot een object waarover men vrij beschikt en zijn menselijke waardigheid wordt daarmee geheel ontkend;
c. Het houdt de ontkenning in van de huwelijksliefde van de ouders die de achtergrond van het ontstaan van dit kind zou moeten zijn en van de verantwoordelijkheid als ouders;
d. Het draagt bij tot het verlies van de juiste opvatting in de maatschappij over de status van het kind in de moederschoot en over de prioriteit die de liefde tot de naaste (in dit geval een weerloos kind), dient te hebben boven elk voordeel, genoegen of verlangen, dat gericht is op de eigen persoon.

In het kort: abortus impliceert:
a. moord;
b. ontkenning van de waarachtige menselijkheid van het kind;
c. ontkenning van de huwelijksliefde;
d. een slecht voorbeeld dat de maatschappij ondermijnt.

2.1.16 Onjuiste argumenten bij voorstanders van abortus en hun weerlegging

Enkele van deze argumenten zijn de volgende:

a. In het begin van de zwangerschap kan het embryo niet gelijkgesteld worden met een menselijk wezen en kan dus geen aanspraak maken op de rechten die daaraan door wet en gewoonte doorgaans worden verleend.
Antwoord. De zygote (de meest eenvoudige vorm van het embryo) die bij de conceptie ontstaat kan volgens haar natuur tot niets anders uitgroeien dan tot een menselijke persoon, die als zodanig bestaat op grond van het door God geschapen levensbeginsel, de ziel. Immers alle genetische informatie die voor de ontwikkeling en definitieve verschijningsvorm en functie vereist is, is aanwezig vanaf de conceptie. Deze finaliteit verleent aan het embryo dezelfde waardigheid als iedere tot ontwikkeling gekomen mens.

b. De vrouw heeft de volledige vrije beschikking over haar lichaam.
Antwoord: Zoals eerder is uiteengezet heeft geen mens het volledige beschikkingsrecht over zijn lichaam. Bovendien is het embryo in de schoot van de vrouw niet haar lichaam, het is er qua genetische opbouw, qua weefselopbouw en circulatie van onderscheiden en gescheiden. De argumenten onder ad 1 in aanmerking genomen kan zij er dus niet vrij over beschikken. Zij heeft slechts de vrijheid om al dan niet te besluiten tot de geslachtelijke gemeenschap die tot conceptie kan leiden.

c. Het kind in de moederschoot kan opgevat of ervaren worden als een agressor waartegen de vrouw zich mag verdedigen;
Antwoord. Het argument van de agressor is verhullend taalgebruik. Het veronderstelt een actor die, al dan niet volgens zijn natuur, de integriteit van de moeder aantast. Dit kan on-bewust zijn zoals in het geval van een dierlijk of microbieel organisme of bewust zoals in het geval van een vijandige persoon.
Terwijl erkend wordt dat er aandoeningen of ziekteprocessen zijn die zich voordoen in samenhang met de aanwezigheid van een embryo, inclusief zijn placenta, in de baarmoeder of (bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap) elders, dan kan niet worden gesteld dat het embryo, noch als wordende menselijke persoon, noch als organisme, de oorzaak is van een dergelijke aandoening.

d. Een kind dat niet gewenst is of gebreken heeft kan beter niet geboren worden.
Antwoord: In dit argument wordt het leven zelf en het recht daarop ondergeschikt gemaakt aan persoonlijke opvattingen van anderen over de kwaliteit van leven van het zich ontwikkelende kind. Er is dus sprake van een onzuivere redenering.

2.1.17 Selectieve abortus

Hieronder wordt verstaan het doden van een of meer embryo’s wegens een reden die op een keuze berust, bijvoorbeeld overtalligheid (bij IVF), ongewenst geslacht, bepaalde genetische eigenschappen of andere afwijkingen. Naast de verwerping van het beginnende menselijke wezen als zodanig wordt er nog een discriminerend motief aan de handeling toegevoegd, waardoor dit specifieke menselijke wezen van het bestaan wordt uitgesloten, hetgeen uiteraard verwerpelijk is.

2.1.18 Het uitvoeren van een abortus om het leven van de moeder te redden

Men mag niet een kind in de moederschoot moedwillig doden om het leven van de moeder te redden. Deze keuze tussen twee levens komt de mens niet toe. Men mag ook niet het kind moedwillig doden wanneer men verwacht dat het toch zal sterven. In al dergelijke gevallen moet men al het mogelijke doen om beiden te redden. Er is hier geen sprake van een keuze voor het mindere kwaad.

Er zijn situaties denkbaar waarbij het leven van de moeder acuut gevaar loopt en de ingreep die nodig is om haar leven te redden de dood van het kind tot gevolg heeft (een bloeding in de buikholte bij een extra-uteriene graviditeit bijvoorbeeld). In dat geval kan men de ingreep beoordelen volgens de criteria van de handeling met dubbel effect.



2.1.19 Experimenten op menselijke embryo’s

Therapeutische experimenten gericht op het directe welzijn van het embryo in kwestie kunnen geoorloofd zijn, met inachtneming van de vereiste prudentie. Het gebruik van menselijke embryo’s – hoe dan ook verkregen – voor louter wetenschappelijk onderzoek is in strijd met hun menselijke waardigheid omdat zij er volledig door geïnstrumentaliseerd worden en bovendien in hun kwetsbare situatie recht hebben op de groots mogelijke bescherming. Dat een embryo, om welke reden dan ook, toch zal sterven doet daar niets aan af.