I.1 De mens geschapen naar Gods beeld en gelijkenis

W.J. Eijk

De ethische opvattingen van de Rooms-katholieke Kerk stoten vaak op onbegrip. Een belangrijker oorzaak hiervan is dat men weinig stilstaat bij de fundamentele verschillen in denken tussen de huidige seculiere cultuur en de Kerk. Wie de klassieke positie van de Kerk ten aanzien van de waarde van het menselijke leven en de menselijke voortplanting uiteenzet aan iemand met een tegengestelde visie zal vaak het idee hebben tegen een muur te praten. Het omgekeerde geldt trouwens ook. Wellicht kunnen we in dit opzicht iets leren van kardinaal John Henry Newman, die eerst als anglicaans predikant en later als katholiek priester in de negentiende eeuw pogingen in het werk stelde om zijn tijdgenoten te overtuigen van de klassieke christelijke leer. Zijn ervaring was dat een discussie hierover meestal tot meer onbegrip leidde. Vruchtbaarder achtte hij een aanpak die uit twee zaken bestond: het tonen van de inconsistenties in de verschillende opvattingen en het analyseren van de fundamentele filosofische en theologische verschillen die de basis vormen voor afzonderlijke vraagstukken.

Wat is eigenlijk het denken van de huidige cultuur? Zij is wel gekenschetst als een ‘bewusteloze’ cultuur: zij staat weinig stil bij de eigen uitgangspunten en fundamentele waarden. Die kan zij ook nauwelijks onder woorden brengen. Daarom wordt zij ook wel gekenschetst als ‘sprakeloos,’ waar het gaat om haar diepste gedachtegoed. Eerst moet echter helder zijn welke de uitgangspunten van de huidige cultuur zijn op ethisch vlak, willen we tot een zinvolle uitwisseling tussen haar ethische opvattingen en die van de katholieke Kerk komen.

De huidige cultuur is in principe seculier. Dat wil niet zeggen atheïstisch, maar zij baseert zich – althans in het openbare leven – niet op een religie. De ethische waarden die zij erkent, zijn – althans in haar eigen optiek – neutraal en rationeel: ieder weldenkend mens zou ze moeten onderschrijven. Hiertoe rekent zij rechtvaardigheid, eerlijkheid, transparantie, oorspronkelijkheid en spontaneïteit. Dit zijn overkoepelende waarden, die de centrale waarden, vrijheid en zelfbeschikkingsrecht, zoveel mogelijk intact laten. Daarnaast is er een gebied voor persoonlijke waarden, bijvoorbeeld op het vlak van de inrichting van het eigen leven, relatievorming en seksualiteit die tot de privésfeer behoren. Een groot deel van de ethische opvattingen van de katholieke kerk worden zo – evenals haar geloofsleer – uit het openbare leven geweerd.

Een van de meest typerende eigenschappen van de leer van de katholieke kerk op ethisch vlak is dat zij uitgaat van vaste coördinaten die samenhangen met haar leer inzake de scheppingsordening. Hierin bestaan voorgegeven essentiële waarden of doelen in zich die moeten worden gerespecteerd of gerealiseerd. Zo’n waarde is bijvoorbeeld het menselijke leven. De schending ervan mag nooit plaatsvinden, althans bij onschuldige mensen (een andere situatie doet zich voor bij bijvoorbeeld legitieme (zelf)verdediging). Met andere woorden: de schending van deze waarden of doelen valt onder een absolute norm, bijvoorbeeld ‘het leven van een onschuldig mens mag niet opzettelijk worden beëindigd’. Absoluut houdt in dat de norm geen uitzonderingen kent.

Als eerste vraag dient zich daarom aan of er een vastliggend mensbeeld is waaruit vastliggende waarden en normen voortvloeien. In onze samenleving wordt vrij algemeen aangenomen dat alle levende wezens het resultaat zijn van evolutieproces. Doordat zij zich steeds verder evolueren, zijn zij continu aan verandering onderhevig. Dit geldt volgens de evolutietheorie ook voor de mens. Daardoor is het bestaan van vaste voorgegeven en onveranderlijke waarden als basis voor absolute normen uitgesloten. De evolutietheorie is een van de belangrijkste pijlers van het huidige relativisme in de ethiek.