I.3.2 Beslissen vanuit prudentie

W.J. Eijk

In Hoofdstuk I.3.1 is het belang van deugden bij de uitoefening van werk inde gezondheidszorg uiteengezet. De belangrijkste deugd is de prudentie. Jezus beveelt zijn volgelingen met nadruk aan prudent te zijn: ‘Weest dus omzichtig als slangen …’ (Mt. 10,16; vgl. Luk. 14,28-32). Binnen de vier menselijke deugden neemt de prudentie (praktische wijsheid of verstandigheid) de centrale plaats in. Zonder prudentie is er geen sterkte, matigheid en rechtvaardigheid (omgekeerd trouwens ook niet). Een mens kan pas moedig zijn als hij het midden ziet tussen lafheid en overmoed en het is de prudentie die dit laat zien. De prudentie valt daarom te kwalificeren als de wagenmenner van de deugden (‘auriga virtutum’) [1Aquinas. Scriptum super Sententiis. liber 2, distinctio 41, quaestio. 1, articulus. 1, argumentum. 3; liber 4, distinctio. 17, quaestio. 2, articulus. 2, quaestiuncula 4 corpus. ].

Zij is ook voor de medewerker in de gezondheidszorg de centrale deugd. Prudentie is nodig om onder de gegeven omstandigheden spontaan te kunnen inzien welke behandeling en welke diagnostiek geproportioneerd is aan het doel, levensbehoud of herstel van de gezondheid, gelet op de kans op bijwerkingen, complicaties, kosten en inzet van personeel. Prudentie helpt ook om in te zien wanneer medisch-technisch ingrijpen (cure) geen zin meer heeft en moet worden overgegaan op palliatieve zorg. Door prudentie kan een arts zich hoeden voor te grote terughoudendheid en voor overbehandeling, met andere woorden kan hij maathouden. Prudente medewerkers weten de nodige discretie (onderdeel van de deugd van de rechtvaardigheid die betrekking heeft op het respect voor het recht op de waarheid) aan de dag te leggen om zorgvuldig met de gegevens om te gaan van patiënten die aan hun zorgen zijn toevertrouwd. Ook stelt prudentie in staat om de patiënt zowel rekening houdend met zijn recht om te weten wat er met hem aan de hand, als met zijn incasseringsvermogen, wanneer hij die met slecht nieuws moet confronteren.

Prudentie maakt het mogelijk de norm dat het leven en de gezondheid met geproportioneerde middelen in stand dienen te worden gehouden, principes betreffende discretie en het verstrekken van adequate informatie en andere ethische richtlijnen toe te passen in overstemming met de gegeven reële omstandigheden, die heel gevarieerd en ingewikkeld kunnen zijn [2J. Pieper. The four cardinal virtues. Notre Dame: Notre Dame Press; 1966. ].

Het is belangrijk zich te realiseren dat de prudentie een deugd is die zich bevindt op het grensvlak tussen intellectuele en morele deugden. Prudentie ontwikkelt zich alleen als de mens zich willens en wetens erop toelegt om de gezondheidszorg gewetensvol te beoefenen. Het is geen wetenschappelijke kennis van geneeskunde, verpleegkunde, biomedische disciplines of statistieken. Het is ook geen besliskunde. Deze wetenschappen geven aan hoe iets wetenschappelijk-technisch goed, efficiënt en adequaat kan worden gedaan, kort gezegd: hoe produceer ik een effect? Deze kennis kan echter ook efficiënt worden gebruikt om ethisch verwerpelijke doeleinden te realiseren. Ongetwijfeld heeft medisch-technische kennis een bijdrage te leveren aan de vorming van de prudentie. Het gaat bij de prudentie echter om iets wezenlijks anders, namelijk om de vraag: hoe handel ik moreel goed? De prudentie betreft niet alleen de efficiëntie van een handeling, maar ook de essentie van de handeling: is de handeling, ook al is die nog zo efficiënt, op zichzelf genomen goed of verkeerd? Naast de consequenties gaat het ook om de essentie van de handeling. Een handeling waarbij de menselijke biologische natuur wordt geïnstrumentaliseerd, bijvoorbeeld door genmodificatie met als doel overigens gezonde mensen te perfectioneren, kan vanuit wetenschappelijk-technisch gezichtspunt goed zijn uitgevoerd, maar is daarmee nog niet moreel goed. Vanuit wetenschappelijk-technisch oogpunt staat niet de handeling op zich centraal, maar is van belang of het beoogde effect tot stand komt: leidt genmodificatie tot de beoogde excellente eigenschappen op het vlak van de intelligentie, musculatuur en muzikale talenten? Vanuit moreel oogpunt staat centraal dat de handeling op zich goed is: is het perfectioneren van de mens door genmodificatie op zich aanvaardbaar? De prudentie betreft de ‘recta ratio agibilium,’ wetenschappelijk-technische kennis (‘ars’ in het Latijn) daarentegen de ‘recto ratio factibilium,’ aldus Thomas van Aquino in navolging van Aristoteles [3Aquinas. Summa Theologica,. II-II, 47, 5 en 8. ] [4Aristoteles. Ethica Nicomachea, liber VI, caput 4, nt. 3 (1140b). ]. Kortom: de prudentie staat open voor nieuwe wetenschappelijk-technologische ontwikkelingen, maar voorkomt dat de techniek de mens beheerst.