IV. 3. Inleiding

F.J. van Ittersum en W.J. Eijk

Konden onderzoekers aan het begin van de 20e eeuw alleen nog maar nadenken over het concept van orgaandonatie, in de 21e eeuw overtreft het aantal mensen dat geholpen zou kunnen worden met een donororgaan het aantal beschikbare organen voor transplantatie. Voor patiënten met nierinsufficiëntie geldt dat een niertransplantatie niet alleen het beste resultaat geeft op overleving en welbevinden, maar ook de goedkoopste oplossing is. Hiermee is orgaandonatie het slachtoffer van haar eigen succes en zijn de ethische discussies van de transplantatiegeneeskunde van heel andere aard dan toen deze in de kinderschoenen stond. In de praktijk zijn donatie van weefsels zoals botten, huid, het gehele aangezicht, hoornvlies, hartkleppen, beenmerg, eilandjes van Langerhans (insuline-producerende cellen uit de alvleesklier) en organen zoals hart, longen, nieren, alvleesklier en lever mogelijk.

De Rooms-Katholieke Kerk heeft zich in algemene zin meerdere malen positief uitgelaten over orgaandonatie. Zowel in de Catechismus van de Katholieke Kerk [1Catechismus van de Katholieke Kerk 2008, nr. 2296] als in meerdere toespraken wordt de daad van naastenliefde en solidariteit die orgaandonatie inhoudt, geprezen. Wel plaatst het leergezag keer op keer een aantal kanttekeningen of randvoorwaarden bij orgaandonatie. Deze betreffen met name [2Catechismus van de Katholieke Kerk 2008, nr. 2296] [3Bisschoppen van de R.K. Kerkprovincie in Nederland, Orgaandonatie – Daad van naastenliefde, Persbericht 24 maart 1995. SRKK, Utrecht, 1995.] [4Benedictus XVI 2008, To the participants of the international Congress A Gift for Life. Considerations on Organ Donation, Organized by the Pontifical Academy for Life (7 november 2008). Libreria Editrice Vaticana, Vaticaanstad 2008] [5Johannes Paulus II 1991, Toespraak tot de deelnemers aan het eerste Internationale Congres van de Vereniging voor Orgaantransplantatie, 20 juni 1991. Libreria Editrice Vaticana, Vaticaanstad 1991.] [6Johannes Paulus II 2000, Toespraak tot de deelnemers aan het 18e Internationale Congres van het Transplantatie Genootschap, 29 augustus 2000.AAS 2000; 92: 822-826.] [7Franciscus 2019, Toespraak tot de deelnemers van de Italiaanse vereniging voor de donatie van organen, weefsels en cellen (IADO), 13 april 2019, Vaticaanstad 2019]:

  1. het respect voor het stoffelijk overschot van een overledene;
  2. de vrije keuze en dus de toestemming van zowel een levende als overleden donor om als zodanig te fungeren;
  3. de afwezigheid van commercialisering en discriminatie op basis van leeftijd, sekse, ras, religie, sociale status en mogelijke ‘nuttigheid’ (dat wil zeggen werkcapaciteit en sociale dienstigheid).

De genoemde kanttekeningen zullen in het vervolg van dit hoofdstuk worden besproken.
Mensen kunnen zowel bij leven als na hun dood weefsels en/of organen afstaan. De ethische vragen die zich hierbij voordoen zijn direct van vier factoren afhankelijk:

  1. weefsels blijven enige tijd na de klassieke dood (het stoppen van de hartactie en daardoor tot stilstand komen van de bloedsomloop of circulatie) intact en kunnen daardoor nog tot maximaal 24 uur nadat de dood is ingetreden worden afgenomen;
  2. Organen desintegreren snel na het tot stilstand komen van de bloedsomloop en het stoppen van de zuurstoftoevoer; zij moeten daarom gepreserveerd worden of uit het lichaam worden verwijderd bij intacte bloedsomloop of binnen minuten na het tot stilstand komen van de bloedsomloop;
  3. bij donatie na de dood is van belang met welke zekerheid de dood is vastgesteld en hoezeer de organen beschadigd zijn.
  4. wanneer organen of weefsels worden afgenomen bij leven is belangrijk of de donatie schade (of zelfs de dood) bij de donor veroorzaakt.