Handboek Katholieke Medische Ethiek - Hoofdstuk IV

on-line editie vanaf 2019 onder redactie van dr. W.J. kardinaal Eijk, dr. L.J.M. Hendriks en prof.dr. F.J. van Ittersum

Ⓒ Katholieke Stichting Medische Ethiek 2019 - 2025

IV.4 Somatische gentherapie

W.J. Eijk en E. Garcia Gronzalez

Inleiding

In Hoofdstuk III.5 is gesproken over genmodificatie in de menselijke kiembaan (vroege embryo’s en geslachtcellen), hetgeen speciale ethische vragen oproept, mede omdat deze modificatie in principe het gehele lichaam van de betrokken mens betreft en aan het nageslacht kan worden doorgegeven. De somatische genmodificatie, dat wil zeggen genetische modificatie in lichaamscellen van bepaalde weefsels of organen, roept minder bezwaren op. Deze methode kan worden gebruikt voor de behandeling van gendefecten. Men spreekt dan van somatische gentherapie. Tevens kan genmodificatie in lichaamscellen worden gebruikt voor het verbeteren of toevoegen van eigenschappen bij overigens gezonde individuen. Dit wordt enhancement genoemd (zie hiervoor Hoofdstuk V.3; fundamentele bezwaren tegen enhancement en gentherapie in de kiembaan zijn besproken in Hoofdstuk III.5).

Genmodificatie kan worden vergeleken met het bewerken van een tekst. Wetenschappers kunnen een specifiek “woord” of ”woordgroep” in dit geval een DNA-sequentie of gen, verwijderen, vervangen door een ander “woord” of extra “woorden” toevoegen om het te verbeteren.

image_pdfimage_print