Handboek Katholieke Medische Ethiek - Hoofdstuk VI

on-line editie vanaf 2019 onder redactie van dr. W.J. kardinaal Eijk, dr. L.J.M. Hendriks en prof.dr. F.J. van Ittersum

Ⓒ Katholieke Stichting Medische Ethiek 2019 - 2025

VI.2.1 Euthanasie en hulp bij suïcide

J.A. Raymakers, W.J. Eijk, F.J. van Ittersum

2.1.1 Geschiedenis en actuele situatie

Bij mensen die hun levenseinde voelen naderen en ook bij hun omstanders komt niet zelden de gedachte op dat het misschien beter zou zijn als het lijden niet te lang zou duren. In hedendaagse termen zegt men dan dat de kwaliteit van leven toch wel erg gering is geworden. Sinds circa 1970 is er in Nederland – en later ook elders – een beweging op gang gekomen die streeft naar het legaliseren van opzettelijk levensbeëindigend handelen om aan het lijden van ongeneeslijke zieken een einde te maken. Deze beweging heeft in Nederland geresulteerd in wetgeving (de eerste in de wereld) die de strafbaarheid van levensbeëindigend handelen op verzoek in de vorm van euthanasie en hulp bij suïcide onder bepaalde voorwaarden uitsluit. Daarmee is een breuk ontstaan in een oude traditie: sinds de oudheid tot ver in de 20e eeuw en in het voetspoor van Hippocrates onthield praktisch iedere arts zich van handelingen die tot doel hadden het leven opzettelijk te beëindigen. Ook werd een bijzondere voorzichtigheid geleerd met betrekking tot handelingen, zoals riskante medische ingrepen en de toediening van zware analgetica bij verzwakte patiënten die levensverkorting als onbedoeld neveneffect met zich zouden kunnen meebrengen. In de seculiere maatschappij zijn er met name in Engeland vanaf het laatste kwart en in Duitsland vanaf het einde van de 19e eeuw en bovendien in Ohio en Iowa aan het begin van de 20e stromingen geweest die een opzettelijk veroorzaakte ‘goede dood’ als een mogelijkheid zagen om het leven waardig te doen eindigen [1W.J. Eijk. De zelfgekozen dood naar aanleiding van een dodelijke en ongeneeslijke ziekte. Een medisch-historisch en medisch-ethisch onderzoek ten behoeve van een Rooms-Katholiek standpunt inzake euthanasie. Academisch proefschrift. . Brugge: Tabor / Rijksuniversiteit Leiden; 1987, 1-374, p 231-241.]. In de laatste 30 jaar van de 20e eeuw is – zoals gezegd – in ons land en met enige vertraging ook in de ons omringende landen euthanasie en hulp bij suïcide algemeen aanvaard, hetgeen in wetgeving is vertaald.

Bij euthanasie is het de arts die het dodelijk middel toedient. Men spreekt van hulp bij suïcide, als de zieke zelf het dodelijk middel inneemt dat de arts hem daartoe opzettelijk ter beschikking heeft gesteld. In sommige landen verstaat men onder euthanasie zowel levensbeëindiging op verzoek als zonder verzoek van de zieke. In de Nederlandse discussie wordt sinds het begin van de jaren tachtig euthanasie zonder verdere kwalificatie als levensbeëindiging op verzoek van betrokkene gedefinieerd. Dit gebruik verspreidt zich in andere landen [2E.J. Emanuel. Euthanasia. Historical, ethical and empiric perspectives. Archives of Internal Medicine 1994, 154, 1891.] [3W.J. Eijk. Eutanasia: terminologia e prassi clinica. Rivista Teologica di Lugano 1997, 2, 221-243.]. Is er geen verzoek van de patiënt, bijvoorbeeld in het geval van een ernstige gehandicapte pasgeborenen, dan spreekt men van levensbeëindiging zonder verzoek van betrokkene. Daardoor vervallen de vroeger wel gemaakte distincties tussen vrijwillige, niet-vrijwillige en onvrijwillige euthanasie. Vrijwillige euthanasie vindt plaats op verzoek van betrokkene; onvrijwillige euthanasie wordt verricht tegen diens wil. Bij niet-vrijwillige euthanasie is de wil van betrokkene niet bekend; dit komt voor bij comateuze en ernstig psychisch gehandicapte patiënten en tevens bij pasgeborenen.

Nederland
Sinds 1 april 2002 is in Nederland de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, afgekort als Wtl, van kracht. Hieraan was een jarenlang proces van politieke discussie, media-presentaties en onderzoek van door de overheid ingestelde commissies voorafgegaan [4A. van der Heide and J.M. Bosma. Euthanasia, physician-assisted suicide, and other medical practices involving the end of life in the Netherlands, 1990-1995. N Engl J Med 1996, 335, 1699-1705.]. Het is opmerkelijk dat de term euthanasie als zodanig in de tekst van de wet niet voorkomt. De wet houdt geen legalisering in van euthanasie of hulp bij suïcide. Deze handelingen vallen onder het strafrecht, maar worden niet strafbaar gesteld als zij zijn verricht door een arts die de zorgvuldigheidsvereisten, zoals vermeld in artikel 2 van de Wtl (Wetboek van Strafrecht, artikel 293), in acht heeft genomen. Een van deze zorgvuldigheidsvereisten, waarop we later nog terugkomen, is dat de arts overtuigd is dat het lijden van de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk is. Een andere belangrijke eis is dat de arts die euthanasie verricht of hulp bij suïcide verleent, dit meldt bij een van de vijf Regionale Toetsing Commissies (Wet op de lijkbezorging, artikel 7,2 en 10). Wanneer de Commissie tot de bevinding komt, dat de arts de zorgvuldigheidsvereisten heeft geïmplementeerd, dan zal hij niet worden vervolgd. De wet is van toepassing op personen van12 jaar en ouder. Bij minderjarigen van 12-16 jaar is instemming van de ouders of voogd vereist; bij 16 en 17 jarigen is dit niet het geval, maar moeten de ouders of voogd wel in de besluitvorming worden betrokken.

In de jaren na 2002 namen, op een enkel jaar na, zowel het absolute aantal euthanasiegevallen als het aandeel euthanasie van het totale aantal sterfgevallen toe:

Jaar199020012005201920202021202220232024
Meldingen euthanasie270038002425636169387666872090689958
Aandeel euthanasie totaal aantal sterfgevallen (%)   4.24.14.55.15.4 5.8

Er ontstonden tevens discussies over het “recht op euthanasie”, situaties waarin er van uitzichtloosheid en ondraaglijkheid sprake zijn, o.a. bij psychisch lijden, de beoordeling en beoordeelbaarheid van deze criteria door de toetsingscommissies en levensbeëindiging bij voltooid leven (burgerinitiatief “Uit Vrije Wil”).

In 2012 werd door de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) de Levenseindekliniek, inmiddels handelend onder de naam Expertisecentrum Euthanasie opgericht. Aan de oprichting van deze organisatie lag het idee ten grondslag, dat niet iedereen die euthanasie wilde, het ook lukte dit te verkrijgen via de behandelende arts. [5P. de Jong. Haalbaarheidsonderzoek levenseindekliniek (fase 2). Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie; 2010.] De Levenseindekliniek zou kunnen voorzien in deze lacune en buiten de behandelende artsen om euthanasieverzoeken kunnen beoordelen en uitvoeren bij mensen thuis. In de praktijk bleek er veel belangstelling voor deze organisatie te bestaan. In 2024 kreeg de organisatie, inmiddels onder de nieuwe naam Expertisecentrum Euthanasie, 4782 verzoeken om euthanasie, waarvan er 1412 werden ingewilligd. De toetsingscommissie beoordeelden deze euthanasieprocedures als zorgvuldig. [6Expertisecentrum Euthanasie. 2024 in beeld. 2025.]

Een andere ontwikkeling was de aard van het lijden waarbij hulp bij suïcide of euthanasie werd toegepast en daarmee de situaties waarin er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Het aanvankelijke idee was dat euthanasie aan de orde zou zijn bij somatische aandoeningen die binnen afzienbare tijd tot de dood zouden leiden. Gaandeweg kwamen er casus waarin psychisch lijden ook als zodanig werd geclassificeerd. In 2002 overleed advocaat Edward Brongersma op 86-jarige leeftijd aan suïcide, daarbij geholpen door zijn huisarts, omdat hij “levensmoe” was: zijn situatie zou ondraaglijk en uitzichtloos zijn geweest. De betrokken huisarts werd voor deze hulp bij zelfdoding veroordeeld, maar kreeg geen straf opgelegd. [7Hoge Raad. De zaak Brongersma – 00797/02. 2002.] In 2011 publiceerde de KNMG een standpunt over de rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde. Hierin worden de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van het lijden gezien als een ervaring van de patiënt. [8Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. De rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde. KNMG-standpunt 2011.] Dit KNMG-standpunt markeerde duidelijk hoe het denken over ondraaglijkheid en uitzichtloosheid was veranderd: van criteria die in de Wtl waren opgenomen vanwege objectieve beoordeelbaarheid, waren het subjectieve ervaringen van patiënten geworden. Deze manier van denken betekende ook dat het aantal gevallen van euthanasie in situaties waarin ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden werd ervaren, toenam. De toetsingscommissies beoordeelden in de praktijk of de artsen, inclusief de SCEN-artsen, hadden vastgesteld dat de patiënt zijn lijden ondraaglijk en uitzichtloos ervoer. Van een objectieve beoordeling van het lijden was geen sprake meer. In de loop der tijd verlieten twee prominente leden, prof.dr. T. Boer en dr. B. van Baarsen, de Toetsingscommissie vanwege de moeite die zij hadden met deze beoordeling van het lijden. [9B. van Baarsen. De toetsing van euthanasie: zorgen om kwaliteit, argumentatie en normontwikkeling. Tijdschrift Gezondheidszorg en Ethiek 2018, 28, 79-85 ; A.S. Groenewoud and T.A. Boer. How legal euthanasia continues to be transgressive. Some Observations from the Netherlands. In: Schaafsma P, editor. The transcendent character of the good: philosophical and theological perspectives, Routledge: Taylor & Francis Group; 2022, 175-192 doi:10.4324/9781003305323-14.] Het gevolg was dat euthanasie bij psychisch lijden regelmatig zou worden uitgevoerd: er werd ook een richtlijn voor gepubliceerd. [10Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Levensbeëindiging op verzoek bij patiënten met een psychische stoornis. Richtlijnendatabase: Federatie Medisch Specialisten; 2018, 2025.]

Een bijzondere vorm van psychisch lijden is dementie. Een wezenlijk verschil met veel andere vormen van psychisch lijden is dat bij vergevorderde dementie de patiënt niet meer dusdanig wilsbekwaam is dat deze zelf een euthanasieverzoek kan doen. Mensen die in een eerder stadium er over nagedacht hebben dat zij in een dergelijke situatie van dementie terecht zouden kunnen komen, leggen hun verzoek tot euthanasie veelal jaren eerder vast in een wilsverklaring. Een bijzondere casus in dit verband was de casus die bekend geworden is als de “koffie-euthanasie”. Het betrof een specialist ouderengeneeskunde die in 2016 euthanasie uitvoerde bij een 74-jarige wilsonbekwame patiënte met ernstige dementie. Toen de vrouw er in een eerder stadium achter kwam dat ze aan dementie leed, legde ze in een schriftelijke verklaring haar doodswens vast voor het geval zij ernstig dement zou worden en in een verpleeghuis terecht zou komen. Op een gegeven moment was de ziekte dusdanig vergevorderd dat zij wilsonbekwaam was en geen eenduidige signalen meer gaf over haar doodswens. Haar familie kaartte haar wilsverklaring aan bij de desbetreffende arts. Voorafgaand aan de uitvoering van de euthanasie had deze arts een slaapmiddel in de koffie van de patiënte gedaan. Toen de euthanasie werd verleend, was de patiënte onder invloed van het slaapmiddel, maar nog niet geheel buiten bewustzijn. Tijdens het inbrengen van het infuus maakte de vrouw een terugtrekkende beweging en toen het euthanaticum werd toegediend, kwam ze overeind. Terwijl de familie de vrouw vasthield, ging de arts door met de levensbeëindiging. De ophef over deze casus was meervoudig. Allereerst was de vrouw niet meer in staat haar wil kenbaar te maken en een verzoek tot euthanasie te doen. Daarnaast werd de terugtrekkende beweging wel geïnterpreteerd als weigering van de euthanasie en werd het vasthouden van de vrouw door de familie gezien als dwang. De RTE oordeelde dat de specialist ouderengeneeskunde niet aan alle zorgvuldigheidseisen had voldaan, het tuchtcollege legde de arts een berisping op. De rechtbank ging met deze veroordelingen niet mee en vond dat de arts wel zorgvuldig had gehandeld. Om jurisprudentie tot op het hoogste niveau te verkrijgen stelde de procureur-generaal van de Hoge Raad “sprongcassatie” in, waardoor de Hoge Raad zich direct over de zaak kon buigen. Deze oordeelde dat een arts gevolg mag geven aan een schriftelijk verzoek tot het verlenen van euthanasie bij patiënten met vergevorderde dementie, mits er voldaan wordt aan de wettelijke eisen met betrekking tot euthanasie (uitzichtloos en ondraaglijk lijden, tevoren beoordeling door twee onafhankelijke artsen). Bovendien moet in de schriftelijke wilsverklaring van de patiënt specifiek worden gevraagd om euthanasie in de situatie waarin de patiënt als gevolg van vergevorderde dementie zijn of haar wil niet meer kan uiten. [11Hoge Raad. Koffie-euthanasie – ECLI:NL:HR:2020:712. Den Haag 2020, 1-28.]

In de tussentijd, dus nog voor de uitspraak van de Hoge Raad, had Verenso, de vereniging van specialisten Ouderengeneeskunde een verkenning uitgebracht. Deze was nog vrij voorzichtig, maar stuurde aan op een visiedocument. [12Verenso. Euthanasie bij gevorderde dementie. Een verkenning. 2018.] De KNMG schreef drie jaar later, na het oordeel van de Hoge Raad, in een handreiking dat gelet op een oordeel van de Hoge Raad euthanasie bij vergevorderde dementie onder omstandigheden binnen het wettelijk kader past. Desalniettemin vond de KNMG “dat het leven van een persoon met vergevorderde dementie beschermwaardig is, ongeacht wat de patiënt er eerder over heeft opgeschreven. De actuele wensen, belangen en voorkeuren van een persoon met vergevorderde dementie verdienen het om gerespecteerd te worden. Dat neemt niet weg dat het eerdere schriftelijke euthanasieverzoek in uitzonderlijke situaties gerespecteerd kan worden. Dit is dan alleen gerechtvaardigd als de uitvoering van de euthanasie overeenkomt met het eerdere schriftelijke euthanasieverzoek en als daarvoor geen contra-indicaties bestaan (zoals duidelijke tekenen dat de patiënt geen euthanasie meer wil). Daarnaast moet sprake zijn van actueel ondraaglijk lijden van de patiënt.” [13Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst. Beslissingen rond het levenseinde. KNMG-standpunt 2021.]

Nadat psychisch lijden als grond voro euthanasie was erkend, diende zich een volgende groep mensen aan: jonge mensen met langdurig of therapie-resistent psychisch lijden. Een voorbeeld hiervan is Zoraya ter Beek. Deze jonge vrouw liet zich in 2024 interviewen door een aantal Noord-Amerikaanse media om aan de hand van haar eigen ziektegeschiedenis duidelijk te maken dat het in Nederland mogelijk is via het Expertisecentrum Euthanasie (voorheen Levenseindekliniek) euthanasie te ondergaan op jonge leeftijd vanwege psychisch lijden. [14H. Sherwood. Dutch woman, 29, granted euthanasia approval on grounds of mental suffering. The Guardian 2024, 15 May.] Ze vertelde eveneens dat zijn later in het jaar een euthanasiedatum voor zichzelf had vastgelegd. Een volgende casus betrof euthanasie bij een 17-jarige, jonge vrouw, Milou, waarbij er ook sprake van uitzichtloos psychisch lijden zou zijn. Mede naar aanleiding van deze twee casus stuurde een groepje van 13 psychiaters en huisartsen in hetzelfde jaar nog een brandbrief naar het college van procureurs-generaal waarin zij hun bezorgdheid uitspraken over de euthanasiepraktijk bij psychiatrische patiënten, ook zeer jeugdige psychiatrische patiënten. [15J. van Os and D. Denys. Ontsporend discours over euthanasie bij psychisch lijden schaadt kwetsbare patiënten. Brandbrief aan het college van procureurs-generaal. 2024.] De bezorgdheid ging over het oprekken van de grenzen van de euthanasiewet en mogelijk het aanzetten van patiënte tot euthanasie. Ook werden er vanuti de Tweede kamer vragen gesteld aan de staatsecretaris van VWS. [16V. Karremans. Antwoorden op Kamervragen van het lid Paulusma (D66) over het artikel “Psychiaters eisen strafrechtelijk onderzoek naar euthanasie van Milou (17)” (2024Z12208, ingezonden 26 juli 2024). Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; 2024.] Het leidde tot een zeer verhit debat onder psychiaters, ook in de media. De staatssecretaris kondigde ronde-tafelbepsprekingen aan met alle veldpartijen. Deze zouden moeten leiden tot een nieuwe richtlijn.

De casus Brongersma uit 2002 had naast aandacht voor psychisch lijden ook aandacht gevestigd op hulp bij zelfdoding. In 2010 presenteerde een initiatiefgroep onder de naam Uit Vrije Wil een burgerinitiatief om te komen tot mogelijkheden voor hulp bij zelfdoding. [17J. Peters, E. Sutorius, Y. van Baarle, W. Beekman, S. Daniels, L. de Fauwe and G. den Hartogh. Uit Vrije Wil. Waardig sterven op hoge leeftijd. Amsterdam: Boom; 2011.] Binnen 10 dagen na de lancering had de initiatiefgroep de benodigde 40000 handtekeningen die nodig zijn voor behandeling door de Tweede Kamer verzameld. De Tweede Kamer stemde niet in met het wetsvoorstel dat Uit Vrije Wil had voorbereid, met als argument dat het niet paste binnen het bestaande stelsel t.a.v. handelen rondom het levenseinde. Het laatste verzoek van de initiatiefgroep een staatscommissie in te stellen werd wel gehonoreerd. In aanloop naar de Kamerdebatten met Uit Vrije Wil verruimde de KNMG haar standpunt over euthanasie: een optelsom van medische en niet-medische problemen, die op zichzelf niet levensbedreigend zijn, konden wel, alles bij elkaar, een gegronde reden zijn voor euthanasie, aldus de KNMG. [18Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. De rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde. KNMG-standpunt 2011.] De ingestelde staatscommissie kreeg als opdracht advies uit te brengen over hulp bij zelfdoding bij mensen die hun leven voltooid achten. In hun rapport kwam de commissie onder voorzitterschap van P. Schnabel in 2016 allereerst tot de conclusie dat voltooid leven een verzamelbegrip is dat betrekking kan hebben op situaties met lijden zonder medische grondslag of met een onduidelijke medische grondslag, of situaties waarbij er geen sprake is van lijden. Tot verrassing van velen – adviseerde de commissie de Wtl niet te wijzigen. De omvang van de groep met een voltooid leven, afwezigheid van medische problemen en een actieve doodswens was in de ogen van de commissie waarschijnlijk heel klein en de Wtl bood allerlei mogelijkheden die niet of beperkt werden benut. [19Adviescommissie voltooid leven, P. Schnabel, B. Meyboom-de Jong, W.J. Schudel, C.P.M. Cleiren, P.A.M. Mevis, M.J. Verkerk, A. van der Heide, G. Hesselmann and L.F. Stultiëns. Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. Den Haag 2016.]Uit het rapport bleek duidelijk dat er over voltooid leven weinig informatie beschikbaar was. Aspecten als de omvang van het aantal mensen met een dergelijk gevoel, het aandeel dat daardoor een doodswens heeft en mate waarin een mogelijk doodswens in de tijd aanwezig blijft, waren nooit systematisch onderzocht. Om hierin meer duidelijkheid te verschaffen gaf het ministerie ZonMW de opdracht dit te onderzoeken. Het hieruit voortvloeiende PERSPECTIEF-onderzoek werd in 2020 gepubliceerd.[20E. van Wijngaarden, G. van Thiel, I. Hartog, V. van den Berg, M. Zomers, A. Sachs, C. Uiterwaal, C. Leget, M. Buijsen, R. Damoiseaux, M. Mostert and M. Merzel. Het PERSPECTIEF-onderzoek. Perspectieven op de doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn: de mensen en de cijfers. Den Haag: ZonMw; 2020.] Uit het onderzoek bleek dat 0,18% van de ouderen een doodswens heeft zonder ziek te zijn, maar dat deze doodswens in de tijd veranderlijk blijkt en dus niet continu speelt. Het zijn vaker mensen zonder kinderen, waarbij aftakeling en eenzaamheid een rol speelt. De resultaten van het onderzoek gaven aanleiding om te denken dat mensen met een doodswens ook nog wel anders dan met hulp bij zelfdoding geholpen zouden kunnen worden. In 2023 diende D66 nog een wetsvoorstel in waarin ouderen boven de 75 jaar hulp kunnen krijgen hun leven te beëindigen als zij dit voltooid achten. De Tweede Kamer heeft dit wetsvoorstel anno 2025 nog niet behandeld. Wel heeft de KNMG bezwaren geuit tegen de leeftijdsgrens van 75 jaar en de verplichte rol die de behandelend arts moet gaan spelen. Bij het bezwaar tegen de leeftijdsgrens van 75 voert de KNMG aan dat dit het idee opwerpt dat een leven bij een oudere boven de 75 minder waard is dan bij een jongere mens; de beoordeling of iemand een behandelbare aandoening heeft moet volgens de KNMG beoordeeld worden door een onafhankelijk arts en niet door de behandelend arts. [21Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst. Reactie KNMG op het initiatiefwetsvoorstel ‘Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek’ (maart 2024). 2024.] Ook al is de discussie over hulp bij zelfdoding in geval van het gevoel van voltooid leven nog niet geëindigd, in de praktijk heeft de discussie ertoe geleid dat lijden t.g.v. een voltooid leven of meerdere ouderdomskwalen wordt onderkend als ondraaglijk en uitzichtloos lijden dat onder de Wtl valt en wordt bij deze mensen desgewenst euthanasie toegepast.

België
De Belgische Wet betreffende de euthanasie werd slechts een half jaar na de Nederlandse Wtl van kracht, namelijk op 30 september 2002. Deze wet impliceert een legalisering van euthanasie, echter niet van medische hulp bij suïcide [22F. Judo. Het wetgevend kader inzake euthanasie in België en Nederland: een korte verkenning. In: Eijk WJ, Stockman R, Raymakers JA, editors. Kwaliteit van leven in christelijk perspectief, Gent: International Institute Canon Triest; 2007, 33-49.]. Dit betekent dat euthanasie, verricht door een arts, op bepaalde voorwaarden niet langer als een misdaad wordt beschouwd. Vanuit medisch perspectief wordt als voorwaarde gesteld dat de arts zich ervan heeft overtuigd dat de patiënt zich in een medisch uitzichtloze conditie bevindt van aanhoudend fysiek of psychisch lijden, dat niet kan worden verlicht en een gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke aandoening, veroorzaakt door een ongeluk of een ziekte (artikel. 3, par. 1, 3e gedachtestreepje). Opvallend was dat de Belgische Wet betreffende de euthanasie al vanaf het begin expliciet ook euthanasie toestond wegens psychisch lijden. Er zijn tevens regelingen voor patiënten die terminaal en niet-terminaal ziek zijn en voor patiënten die niet meer bij bewustzijn zijn. Deze patiënten dienen wel een eerder opgestelde schriftelijke wilsverklaring te hebben. Deze moet medeondertekend zijn door 2 getuigen die geen belang hebben bij het overlijden van de patiënt. In 2020 werd de wet gewijzigd waarbij deze wilsverklaringen onbeperkte geldigheid kregen. Het Universitair Ziekenhuis Brussel introduceerde in 2011 een “Levenseindekliniek”. Deze kliniek voert geen euthanasie uit, maar bemiddelt bij vragen rondom het levenseinde en in situaties waarin andere zorginstellingen euthanasie niet geoorloofd vonden.

Net als in Nederland steeg het aantal euthanasiegevallen in de loop van de tijd. [23Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie. 11de verslag aan de wetgevende kamers (jaren 2022-2023). Brussel 2024.]

Jaar2003201920202021202220232024
Aantal meldingen euthanasie2352.6552.4442.6992.9663.4233.991
Aandeel euthanasie totaal aantal sterfgevallen (%)0,222,441,932,402,553,083,56

Opvallend is dat het aandeel van euthanasie in alle sterfgevallen wel toeneemt, maar lager blijft dan in Nederland (2024 3.56% versus 5.8% in Nederland). N.a.v. deze toename van euthansiegevallen rees ook in Belgie de vraag of de toename wordt veroorzaakt doordat in meer situaties euthanasie wordt toegepast en er in feite een hellend vlak is ontstaan. De onderzoekers die de euthanasiegevallen van de eerste 20 jaar onderzochten, kwamen tot de conclusie dat dit niet het geval is en dat de toename vooral toe te schrijven is aan demografische veranderingen, met de vergrijzing van de bevolking. [24J. Wels and N. Hamarat. Incidence and Prevalence of Reported Euthanasia Cases in Belgium, 2002 to 2023. JAMA Netw Open. 20250401 ed 2025, 8, e256841 doi:10.1001/jamanetworkopen.2025.6841; L. Deliens. Assisted Dying and the Slippery Slope Argument-No Empirical Evidence. JAMA Netw Open. 20250401 ed 2025, 8, e256849 doi:10.1001/jamanetworkopen.2025.6849.] Wel was er een verschuiving zichtbaar van euthanasie bij maligne tumoren naar euthanasie bij multimorbiditeit. Er was geen toename van euthanasie bij psychiatrische patiënten of in verzorgingstehuizen.

Ook in België bestaat er een commissie die euthanasie achteraf toetst, de Federale Controle- en Evaluatiecommissie. Over de samenstelling van deze commissie ontstond vanuit België zelf zowel als uit andere landen veel discussie, met name vanwege het feit dat de voorzitter, prof.dr. Wim Distelmans ook zelf euthanasie uitvoert en daarmee niet onafhankelijk kan zijn in zijn beoordelingen. [25A.S. Groenewoud and T.A. Boer. How legal euthanasia continues to be transgressive. Some Observations from the Netherlands. In: Schaafsma P, editor. The transcendent character of the good: philosophical and theological perspectives, Routledge: Taylor & Francis Group; 2022, 175-192 doi:10.4324/9781003305323-14.]Ook het Europese Hof van de rechten van de mens oordeelde dat de Belgische controlecommissie niet voldoende onafhankelijk was. [26European Court of Human Rights. Affaire Mortier c. Belgique. Strasbourg: Euroepan Court of Human Rights; 2023, 78017/17.] De samenstelling van controlecommissie is daarna niet veranderd.

Luxemburg
In 2009 zijn in Luxemburg euthanasie en hulp bij suïcide door een arts onder vergelijkbare voorwaarden als in Nederland en België gelegaliseerd (Loi du 16 mars 2009 sur l’euthanasie et l’assistance au suicide, 2009). In Luxemburg was daarvoor een wijziging in de grondwettelijke bevoegdheid van het staatshoofd nodig, die vrijwel zonder tegenstand werd doorgevoerd. Groothertog Henri had aangekondigd de wet vanwege gewetensbezwaar tegen euthanasie niet goed te keuren. De grondwetswijziging zorgde ervoor dat goedkeuring van wetten door het staatshoofd niet meer noodzakelijk is. Groothertog Henri ontving in 2015 vor zijn opstelling in deze kwestie de Van Thuan mensenrechtenprijs van het Vaticaan. Evenals de Belgische Wet noemt ook de Luxemburgse naast lichamelijk ook psychisch lijden (indien constant, ondraaglijk en zonder uitzicht op verbetering) uitdrukkelijk als reden om euthanasie toe te passen (artikel 2.1.3). De Luxemburgse wet vereist meerderjarigheid (artikel 2.1.1) en een schriftelijke bevestiging van het verzoek van de betrokkene (artikel 2.1.4). Voorts bepaalt de Wet dat er bij de Commissie die toezicht houdt (Commission Nationale de Contrôle et d’Evaluation), een register berust waar meerderjarigen hun wilsbeschikking kunnen deponeren met betrekking tot de voorwaarden en de omstandigheden waaronder zij euthanasie willen ondergaan in het geval dat de arts bij hen vaststelt dat ze lijden aan een accidentele aandoening of een ernstige en ongeneeslijke ziekte, bewusteloos zijn en deze situatie onomkeerbaar is volgens de actuele staat van de wetenschap (artikel 4.1.). Elke arts die een patiënt in een terminale levensfase behandelt of een patiënt die zich in een uitzichtloze medische conditie bevindt, is gehouden dit register te raadplegen (artikel 4.2.).

Anno 2025 is euthanasie behalve in de Benelux ook mogelijk in Spanje (sinds 2021), Canada (sinds 2021), Colombia, Peru, Ecuador, Nieuw-Zeeland (wet uit 2019, in werking sinds 2021) en de zes staten van Australië (sinds 2021). In Zwitserland is er al lange tijd de mogelijkheid van hulp bij zelfdoding. In het algemeen betreft het wetgeving die van toepassing is op personen van 18 jaar en ouder. In Frankrijk werd in 2025 en wet aangenomen die hulp bij zelfdoding in geval van ondraaglijk lijden toelaat, In Portugal en Duitsland wordt er over toelating van euthanasie gediscussieerd. In het Verenigd Koninkrijk heeft het Lagerhuis in juni 2025 een wetsvoorstel aangenomen waarbij euthanasie legaal wordt voor terminaal zieke patiënten. Het Hogerhuis moet het wetsvoorstel nog behandelen.

image_pdfimage_print