3.4.2 Ethische beschouwing vanuit katholiek perspectief
Zoals eerder uitgelegd (Hfst I.1.2.3) houdt het katholieke mensbeeld in dat de menselijke persoon is geconstitueerd door twee factoren: (a) de geestelijke dimensie, en (b) de substantiële vorm die de materiële dimensie vormt tot het menselijke lichaam. Dit houdt in dat zowel de geestelijke dimensie als de menselijke biologische natuur intrinsieke dimensies van de mens zijn. Beide dimensies delen daarom in de intrinsieke waarde van de menselijke persoon. Dit betekent dat beide, ook de menselijke biologische natuur, intrinsieke waarden zijn en daardoor niet mogen worden geïnstrumentaliseerd (zie Hoofdstuk I.2.2.1).
Bij de beoordeling van de ingrepen die worden gebruikt bij enhancement vanuit het katholieke mensbeeld, gaat het niet zozeer over de gebruikte methoden op zich, maar over het doel waarvoor zij worden toegepast. Het Griekse woord therapie (θεραπεία) betekende oorspronkelijk dienst en kreeg vandaar in overdrachtelijke zin de betekenis van bediening, verzorging, medische behandeling en genezing. Een ingreep of behandeling is echter alleen therapie, dat wil zeggen een vorm van dienen, als zij het herstel van de integriteit (‘restitutio ad integrum’ [: U. Wiesung. Zur Geschichte der Verbesserung des Menschen. Von der restitutio ad integrum zur transformatio ad optimum? Zeitschrift für Medizinische Ethik, 2006, 52, 323-338.] of het functioneren van de mens in zijn totaliteit tot doel heeft (therapeutisch principe, Hfst I.2.2.3). Dat betekent dat therapie geen ander doel heeft dan het heil van de mens als zodanig: men poogt zoveel mogelijk zijn gezondheid te herstellen of aan te vullen wat in hem of haar aanwezig had moeten zijn.
Bij enhancement worden lichamelijke ingrepen, ook bij overigens gezonde mensen, uitgevoerd met als doel gewenste eigenschappen te verbeteren (‘transformatio ad optimum’ [: U. Wiesung. Zur Geschichte der Verbesserung des Menschen. Von der restitutio ad integrum zur transformatio ad optimum? Zeitschrift für Medizinische Ethik, 2006, 52, 323-338.] ). Het doel ligt hier niet in het lichaam van de betrokken personen. Het gaat immers niet om het herstel van de integriteit of functionaliteit die er eigenlijk had moeten zijn. Omdat het lichaam een intrinsieke dimensie is, ligt het doel ook niet in de betrokken personen zelf. Het doel is de verbetering van de gewenste eigenschap. Enhancement impliceert feitelijk een instrumentalisering van het menselijk lichaam en gaat daarom in tegen het fundamentele principe dat het menselijk lichaam niet mag worden geïnstrumentaliseerd (zie Hoofdstuk I.2.2.1) [: W.J. Eijk. The ethical problems of genetic engineering of human beings. Faculteit voor Filosofie, Kerkrade: Pontifica Università di San Tomaso d’Aquino, Roma, 1990, PhD.]. In plaats van enhancement gebruikt men ook wel de term ‘manipulatie’, die een negatieve connotatie oproept, maar wel aangeeft wat er bij enhancement gebeurt. Manipulatie heeft als wortels de Latijnse woorden ‘manus’ (hand) en ‘plere’ (vullen). Vanuit het Italiaanse ‘manipolare’, ‘iets al knedend klaarmaken’, ontstond de figuurlijke betekenis die het nu heeft in de meeste moderne talen: ‘iets naar zijn hand zetten’ [: J. Niermeyer and C. van der Kieft. Mediae Latinitatis Lexicon Minus, s.v. ‘Manipulare‘. Leiden: Brill, 1976.].
De vraag die zich nu opwerpt is tot waar herstel van de menselijk natuur eindigt en enhancement begint. Vaak wordt aangenomen dat bezwaren tegen enhancement gebaseerd zijn op de opvatting dat de menselijke natuur heilig is en dat er daarom niets aan zou mogen worden veranderd. Zo schrijft Kamm:
‘Maar waarom moeten we dit geloven? Kankercellen, AIDS, tornado’s en giftige stoffen zijn allemaal deel van de natuur? Zijn ze heilig en daarom te respecteren? Het natuurlijke en het goede zijn onderscheiden begripscategorieën en de twee kunnen uiteenlopen: het natuurlijke kan eventueel niet goed zijn en het goede kan onnatuurlijk zijn (bijvoorbeeld kunst, dammen, etc.). Stel dat de natuur heilig was en te respecteren. We zouden dan haar normen overtreden door mensen resistent te maken (door vaccinatie) tegen ziekten waartegen ze van nature niet resistent zouden kunnen zijn. Is dit ontoelaatbaar omdat het de natuur niet respecteert? Zeker niet’ [: F.M. Kamm. Is there a problem with enhancement? Am J Bioeth, 2005, 5, 3, 5-14, https://doi.org/10.1080/15265160590945101.].
Het cruciale punt is echter wat wordt bedoeld met het begrip ‘natuur’? Dit woord heeft tal van betekenissen. Kamm gaat hier uit van het begrip natuur in de betekenis van dat wat voorgegeven is en waar de mens niets aan veranderd heeft. Het natuurbegrip dat hier als argument tegen enhancement is gehanteerd, betreft echter de wezensstructuur van de mens: op basis van zijn menselijke natuur in de zin van wezensstructuur mag de menselijke persoon niet worden geïnstrumentaliseerd, ook niet in zijn lichaam. Dit sluit echter ingrepen in zijn lichaam met een therapeutisch of preventief doel (zoals vaccinatie) geenszins uit.
Lambert betoogt eveneens dat de grens tussen restitutio ad integrum of transformatio ad optimum vaak lastig te bepalen is. [: D.B. Lambert. Medicine and transcendence: Relationship as a horizon of reparation. In: Ars B, editor. Medicine: Restorative or Transformative?, Amsterdam: Kugler Publications, 2023, 143-154.] Daarbij stelt hij dat herstel naar de oorspronkelijke, biologische situatie vaak niet mogelijk is. Hij betoogt af te stappen van restitutio ad integrum als biologisch begrip, maar dit op te vatten het herstel van de verbinding met onszelf, anderen, de omgeving en God. Deze relaties zijn volgens Lambert fundamenteel voor het mens-zijn. Hij ziet deze restitutio ook als twee-richtingsverkeer: het is niet alleen de patiënt die mogelijk moet worden gemaakt de genoemde relaties te onderhouden, het is ook aan de omstanders, werkers in de gezondheidszorg niet uitgezonderd, naast de patiënt te gaan staan, deze aandacht te geven en als zodanig de restitutio van de relaties te bewerkstelligen.
Verder is het bij enhancement onmogelijk om te voldoen aan de eis dat er de voordelen van de ingreep geproportioneerd moeten zijn aan de risico’s, kans op bijwerkingen, complicaties, kosten en inzet van personeel van instellingen van gezondheidszorg. Het gaat hier immers niet om levensbehoud of het herstel van de gezondheid, maar om de verbetering van eigenschappen bij overigens gezonde personen.
Ook belangrijk is dat de mens een sociaal wezen is met verantwoordelijkheid voor andere mensen, die evenzeer geschapen zijn door God. Bij het gebruik van middelen voor enhancement moet derhalve ook een beoordeling van de Sociale Leer van de Kerk plaatsvinden. Te verwachten valt dat bijvoorbeeld somatische genmodificatie, zeker in de initiële fase een kostbare aangelegenheid is, die niet door ziektekostenverzekeraars zal worden vergoed. Enhancement kan een onrechtvaardige vorm van ongelijkheid teweegbrengen tussen mensen die zich enhancement door genmodificatie wel kunnen veroorloven, en degenen die dat niet kunnen [: Congregatie voor de Geloofsleer. Dignitas Personae. Instructie betreffende bepaalde bio-ethische vraagstukken, nr. 27. Acta Apostolicae Sedis, 2008, 100, 858-887.]
Een belangrijke pijler van de Sociale Leer van de Katholieke Kerk is het algemeen welzijn (zie Hfst. VII Inleiding en Hfst. VII.1.1.3). Men kan zich afvragen of enhancement van hersenfuncties niet zou kunnen worden gezien als een bijdrage aan het algemeen welzijn. De hele samenleving zou profiteren van ‘opgewaardeerde’ succesvolle individuen, bijvoorbeeld doordat ze iets uitvinden of anderszins opmerkelijk presteren. Is een algemene toename van met name de cognitieve capaciteiten van ieder individu – en daarmee een zekere maatschappelijke nivellering – trouwens niet het doel van ieder onderwijssysteem [: British Medical Association. Boosting your brainpower: ethical aspects of cognitive enhancements. 2007.]? Is het daarbij denkbaar cognitieve enhancement met het oog op het algemeen welzijn zelfs verplicht gesteld wordt, althans voor bepaalde groepen, zoals nu ziekenhuispersoneel dringend wordt geadviseerd bepaalde vaccinaties te ondergaan of zoals geëist wordt van andere belangrijke professionals, zoals piloten en verkeersleiders ‘to demonstrate consistent standards of concentration, judgement and alertness’ [: British Medical Association. Boosting your brainpower: ethical aspects of cognitive enhancements. 2007.]? Bij dit alles valt te bedenken dat een cognitieve opwaardering van iedereen mogelijk een trend naar homogenisering, een vermindering van de individualiteit en een vervaging van de persoonlijke identiteit zou kunnen inleiden [: British Medical Association. Boosting your brainpower: ethical aspects of cognitive enhancements. 2007.]. Toch gaat de redenering dat deze ontwikkeling het algemeen welzijn dient vanuit katholiek perspectief mank: het algemeen welzijn heeft zijn uiteindelijke doel in de personen die van de samenleving deel uitmaken (zie Hoofdstuk I.2.2.5.). Omdat enhancement de instrumentalisering van menselijke personen in hun biologische natuur impliceert, is dit niet in het belang van individuele personen en is het daarmee ook geen bijdrage aan het algemeen welzijn.
Naast het fundamentele bezwaar tegen enhancement, het naar zijn hand zetten van de biologische structuur van de mens voor een bepaald doel waaraan de betrokken persoon als middel ondergeschikt wordt gemaakt, is er nog een ander – ook intrinsiek – bezwaar. Want waar valt de eigenlijke perfectie van de mens te vinden? Als door middel van genetische manipulatie bij mensen wat betreft musculatuur, intelligentie en karaktertrekken de beoogde verbetering eenmaal tot stand is gebracht, zullen zij dan volkomen gelukkig en tevredengesteld zijn? Dat is maar zeer de vraag. Zij zullen zich met elkaar blijven vergelijken: het zal altijd nog beter kunnen. Verbeterde kwaliteiten op genoemd vlak zullen de prestatiedwang en de concurrentiezucht alleen maar verder doen aanwakkeren. Wellicht geeft Aristoteles wat dit betreft een aanwijzing voor wat feitelijk ‘common sense’ is. De echt goede, voor Aristoteles perfecte mens is niet de technicus, de kunstenaar, de wetenschapper of de filosoof. Ook niet de ethicus die over een uitgebreide kennis van morele kwesties beschikt, maar de mens die in concrete omstandigheden rechtvaardig handelt, omdat hij rechtvaardig is. Je zou ook kunnen zeggen: omdat hij een perfecter mens is. Niet wat je hebt, maar wat je bent bepaalt of je als mens bent geslaagd. De volmaaktheid zoekt Aristoteles niet in technische verbeteringen van het lichaam, maar in de groei van het morele karakter van de mens door de deugdenvorming (vgl. Hoofdstuk I.3.3.1).
Vanuit christelijk perspectief is de uiteindelijke perfectie van de mens iets dat hij als een genade van God ontvangen kan, als hij zich ervoor openstelt. Het is een illusie te denken dat de mens als mens door genetische ingrepen ooit een hogere perfectie zal bereiken. Dat kan hij alleen door zich te laten verenigen met Jezus Christus waardoor zijn gelijkenis met God wordt hersteld. Hiervoor zijn nodig de ‘volmaaktheden die de heilige Geest in ons bewerkt als eerstelingen van de eeuwige heerlijkheid’ [: Catechismus van de Katholieke Kerk. Nr. 1832. 2008.]. ‘Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid, ingetogenheid’ (Gal. 5,22). Hierdoor zal de mens ten volle worden wat hij feitelijk is: beeld van God. Dit is nooit het resultaat van menselijke manipulatie, het is en blijft een gave.