Het embryo - iets of iemand ?

onder redactie van mgr.prof.dr. E. Sgreccia, prof.dr. W.J. Eijk, P. Garrett, MA, prof.dr. J.P.M. Lelkens, mr.dr. P.W. Smits

Ⓒ  Katholieke Stichting Medische Ethiek 1997

Voorwoord

Voorwoord uit “Het embryo: Iets of iemand?”, onder redactie van mgr.prof.dr. E. Sgreccia e.a., Colomba, 1997

In 1995 organiseerde de Stichting Medische Ethiek voor de derde achtereenvolgende keer in het Congrescentrum Rolduc te Kerkrade een symposium over actuele ethische problemen. Dit symposium, evenals de vorige opgezet in samenwerking met het Nederlands Artsenverbond, vond in twee gedeelten plaats. De inhoud van het eerste gedeelte, Medewerking verantwoord?, werd reeds in 1996 onder dezelfde titel gepubliceerd.

Thans ligt voor u het tweede deel, Het embryo: iets of iemand? De centrale vraagstelling luidt: is het embryo een menselijke persoon met alle rechten van dien of is het ‘biologisch materiaal’ dat binnen het kader van medisch-biologisch onderzoek mag worden ge- en verbruikt?

De beantwoording van deze vraag vereist inzicht in wat menselijk leven in zich is en welke waarde eraan moet worden toegekend. Daarom zijn wij bijzonder verheugd over de toestemming van Mgr. Sgreccia, secretaris van de Pauselijke Raad voor het Pastoraat in de Gezondheidszorg, vice-president van de Pauselijke Academie voor het Leven en hoogleraar-directeur van het Centro di bioetica aan de Università Cattolica del Sacro Cuore te Rome, een elders door hem gehouden voordracht over de encycliek Evangelium vitae uit het Italiaans te vertalen en te publiceren. Vanwege de doorwrochte wijze waarop hierin een groot aantal fundamentele problemen worden behandeld, is deze beschouwing als eerste hoofdstuk in dit boek opgenomen. Sgreccia belicht hierin het vijfde gebod “gij zult niet doden” vanuit een geïntegreerde moraaltheologische en filosofisch-ethische benadering. Naast de traditionele themata als abortus provocatus, suïcide en euthanasie, wordt in de encycliek ook aandacht geschonken aan experimenten met embryo’s, prenatale diagnostiek en de mogelijk abortieve werking van anticonceptiva. Tevens bevat zij een indringende analyse van de culturele achtergrond van de huidige crisis in de bio-ethiek, de bevolkingspolitiek en de verantwoordelijkheid van politici met betrekking tot de rechtsbescherming van het menselijk leven in al zijn stadia. Om een uitweg uit de huidige crisis te vinden, moeten, aldus Sgreccia, vier bruggen worden geslagen:

  1. een brug tussen rede en geloof, omdat de ethische inhoud van het Evangelie van het leven zowel vanuit de Openbaring als langs filosofische weg herkenbaar is;
  2. een brug tussen de persoon en de natuur van de mens, opdat het lichaam (de biologische natuur) van de mens niet als een manipuleerbaar object wordt gezien maar als een intrinsiek (essentieel) onderdeel van de menselijke persoon;
  3. een brug tussen de burgerlijke en de morele wet, omdat een scheiding tussen beide een “trauma in de maatschappij” en een “schok in het leven van het individu” veroorzaakt; legalisering van actieve levensbeëindiging of experimenteel ge- en verbruik van menselijke individuen die hun stem niet kunnen verheffen, betekent de verwording van de democratie tot een dictatuur van de meerderheid;
  4. en tenslotte een brug tussen wetenschap en techniek enerzijds en menselijke waarden anderzijds, met name om de toepassmg van de moderne experimentele wetenschappen, onder meer op het gebied van de recombinant DNA-technologie, die een destructieve uitwerking kunnen hebben, in goede banen te leiden.

In het licht van de door Sgreccia besproken waarde van het menselijk leven stelt Eijk in het tweede hoofdstuk de vraag aan de orde, welke de status van het menselijk embryo is. Hierbij worden de externe en interne criteria voor de beoordeling van de status van het embryo kritisch onder de loep genomen.

De conclusies van de eerste twee hoofdstukken vormen de basis voor de bespreking van de ethische aspecten van diverse experimenten met embryo’s (hoofdstuk III) en van de toepassing van de recombinant DNA-technologie in de menselijke kiemcellen (hoofdstuk IV). De fundamentele vraag in dit verband, namelijk of het menselijk genoom mag worden gemodificeerd, wordt tevens afzonderlijk aan de orde gesteld door Garrett in hoofdstuk V.

In hoofdstuk VI bespreekt Lelkens de vraag of de anencefale foetus als een persoon moet worden gerespecteerd of niet.

Het boek wordt afgesloten met een uitgebreid overzicht van de ontwikkelingen en de huidige stand van de wetgeving inzake experimenten met embryo’s in ons land, van de hand van Smits (hoofdstuk VII).

Onze dank gaat uit naar de sprekers die belangeloos de tekst van hun voordrachten ter beschikking stelden en naar de uitgeverij Colomba in Oegstgeest die de publicatie verzorgde.

Wij hopen dat de in dit boek opgenomen bijdragen duidelijk mogen maken hoe belangrijk de mensvisie is voor de beschermwaardigheId van zijn leven en de onschendbaarheid van zijn lichaam, gedurende alle fasen van zijn leven, ook in het vroegste stadium.

9 februari 1997
Prof.dr. W.J. Eijk
Prof.dr. J.P.M. Lelkens

Overgenomen met toestemming van uitgeverij Colomba.

image_pdfimage_print