2.3. Doel
In de tweede helft van de afgelopen eeuw is abortus provocatus gelegaliseerd in de meeste Westerse landen. Beslissend voor dit legaliseringsproces waren de argumenten van de abortusbeweging: 1) zelfbeschikking voor de vrouw; 2) het vermijden van clandestiene abortussen en 3) het voorkomen van verdere vrijwillige abortussen door het verstrekken van informatie over contraceptie [: Leone S., Nuovo dizionario di Bioetica. Città Nuova, Rome, 2004].
Het eerste argument, zelfbeschikking voor de vrouw, gaat voorbij aan de rechten van het ongeboren kind. Inderdaad betogen diverse auteurs die pleiten voor legale abortus dat een embryo geen persoon is, omdat dit een ontwikkelde capaciteit zou veronderstellen om te redeneren, te willen, te verlangen en relaties te kunnen aangaan met anderen (vgl. Hoofdstuk I, 1.2.1) [: Engelhardt 1999, 160] [: Dworkin R., Life’s Dominion: an Argument about Abortion and Euthanasia. Knopf, New York/Londen, 1993]. In de vorige paragraaf (II.1) hebben we laten zien welke criteria zouden moeten gelden om de status van het embryo te kunnen vaststellen. Het menselijk embryo heeft vanaf het eerste begin de waardigheid die een persoon toekomt, zo stelt de instructie Dignitas Personae [: Congregatie voor de Geloofsleer 2008, Instructie Dignitas Personae betreffende bepaalde bio-ethische vraagstukken (8 september 2008). Libreria Editrice Vaticana, Vaticaanstad/ Kerkelijke Documentatie 2009, nr. 37. http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=680ennws=541, nr. 5]. Om deze reden acht de Kerk abortus provocatus moreel onaanvaardbaar.
Voorstanders van legalisering hebben vaak betoogd dat hiermee clandestiene abortussen worden vermeden en dat door voorlichting verdere abortussen kunnen worden voorkomen. Het is weliswaar zo, dat in de Westerse wereld het legaal en kosteloos aanbieden van abortus in klinieken en ziekenhuizen het aantal clandestiene praktijken heeft teruggebracht, maar het totaal aantal abortussen na legalisering is sterk toegenomen. Figuur 1 toont de ontwikkeling van het aantal abortussen in Nederland tussen 1990 en 2007.

Tussen 1990 en 2002 is het aantal abortussen in Nederland sterk gestegen. Daarna is er een stabilisatie opgetreden. De wetgever heeft getracht middels legalisering een zorgvuldig besluitvormingsproces voor vrouwen te garanderen, die onder meer moet voorkomen dat de vrouw tegen haar wil en onder sociale druk van de partner of de familie besluit om tot abortus over te gaan. Toch is het zeer de vraag of de bestaande abortuspraktijk dit probleem heeft kunnen reduceren. Ruim een kwart van de vrouwen heeft voorafgaand aan de abortus te maken met een hoge mate van twijfel over het afbreken van de zwangerschap [: Ditzhuijzen J van e.a., Abortus en psychische gezondheid. Een longitudinale cohortstudie naar de psychische gezondheid van vrouwen die een abortus meemaken. Utrecht, 2016] Bovendien laat meer dan de helft van de vrouwen hun twijfels niet merken in de kliniek of het ziekenhuis [: Gevers J.K.M., Visser M.R.M. e.a., Evaluatie Wet afbreking zwangerschap. Amsterdam, 2005, 84].