3. De thema’s van de bio-ethiek
Iemand zou kunnen opwerpen dat men reeds het standpunt van de Kerk inzake abortus en euthanasie kende en deze encycliek derhalve een herhaling zou zijn, omdat zij niets nieuws zou toevoegen. Bij nadere lezing blijkt dit niet juist te zijn. Weliswaar hebben de twee fundamentele thema’s van abortus en euthanasie in de encycliek bijzondere aandacht gekregen en is in de slotopmerking een traditionele leer bevestigd, maar de encycliek spreekt niet alleen over deze twee punten en bovendien is er over deze twee thema’s zelf een inbreng die zeer nieuw en actueel is.
Het moge voldoende zijn te denken aan het uitdiepen van de problematiek in het eerste deel van de encycliek, waar het de oorzaken betreft die geleid hebben tot deze situatie: de secularisatie van de cultuur, de conflictsituatie op sociaal en mondiaal vlak, de scheiding tussen waarheid en vrijheid in het recente liberale denken, het beklemtonen van de subjectiviteit die losgekoppeld en gescheiden wordt van de lichamelijke cultuur, waardoor het lichaam object wordt en de natuur een terrein dat veroverd moet worden.
Het moge bovendien voldoende zijn te denken aan de uitbreiding van de discussie tot het terrein van de relatie tussen de morele wet en de burgerlijke wet met heel de problematiek, hoe ondeugdelijke wetten, nieuwe ondeugdelijke wetten op sociaal gebied, zoals het legaliseren van abortus en euthanasie, beoordeeld en bestreden moeten worden.
De verklaringen met betrekking tot de ongeldigheid van dergelijke wetten, de plicht deze af te wijzen op het ogenblik van toepassing op grond van het gewetensbezwaar van alle daarbij betrokken personen, (5) de plicht van allen, en in het bijzonder van de parlementariërs, deze te wijzigen of de schade ervan minstens te beperken, zijn verklaringen die door de pers met aandacht en grote gevoeligheid opgenomen worden, vooral daar waar men het heeft over “ontsporing van de democratieën” en over het gevaar dat zij tot tirannieke regimes verworden. (6)
Bovendien wordt als een bijzonder belangrijk punt de vraag naar voren gebracht, of het katholieke parlementariërs geoorloofd is onvolmaakte wetten op bepaalde voorwaarden te steunen, indien dit de enig praktische weg mocht blijken om een slechtere wetgeving te voorkomen. Het was voor katholieke parlementariërs die de waarde van het menselijke leven eerbiedigen en erkennen, werkelijk een kwestie van geweten. (7)
De encycliek neemt echter ook een ruim scala van bio-ethische problemen onder de loep, waarover al uitspraken van het leergezag bestonden, zoals dat soms door documenten van de dicasteries en vooral van de Congregatie voor de Geloofsleer tot uitdrukking was gebracht, en wel: het verbod op het doden van en het experimenteren met menselijk embryo’s, (8) het selectief gebruik van prenatale diagnostiek, (9) suïcide met en zonder hulp, (10) de plicht tot menselijke en pastorale hulp aan stervenden, (11) het verbod op technieken van kunstmatige voortplanting (12) en anticonceptie. (13)
Men merkt de aandacht op waarmee de Heilige Vader vorige documenten in herinnering roept zonder al te zeer uit te weiden in het geval van reeds hierin behandelde onderwerpen. Er zijn echter ook enkele thema’s van de bio-ethiek die voor de eerste keer in een document van het leergezag opgenomen zijn en wel in het bijzonder twee: het eerste betreft de abortieve werking die anticonceptiva kunnen hebben, en het andere de bio-ethische problemen in verband met het bevolkingsvraagstuk.
In de laatste alinea van nr.13 wordt gesteld: “De nauwe band die er, qua mentaliteit, bestaat tussen anticonceptie en abortus wordt steeds duidelijker. Dit wordt op alarmerende wijze aangetoond door de ontwikkeling van chemische produkten, intra-uteriene pessaria (het IUD of spiraaltje) en vaccins, die even gemakkelijk verspreid worden als voorbehoedmiddelen, en die in werkelijkheid een abortieve werking hebben in de vroegste stadia van de ontwikkeling van het leven van het nieuwe menselijke wezen.” (14)
De oriëntatie van de onderzoekscentra die door particuliere en publieke internationale organen gefinancierd worden voor het vervaardigen van deze preparaten, zoals de beruchte RU 486-pil, of de zovele andere reeds bestaande middelen die in de vorm van een subcutaan depotpreparaat (de prikpil) of vaccin in gebruik zijn, doet vermoeden dat men van de kant van degenen die een antigeboorte-mentaliteit bevorderen, wil komen tot een systeem van abortus thuis, die op zijn beurt wederom clandestien en voorbarig is en waarbij dientengevolge het geweten in slaap gesust wordt. Dit feit stelt onze pastoraal voor nieuwe problemen, vooral met betrekking tot de vorming van het geweten en een effectieve strategie inzake de verbreiding van de natuurlijke methodes.
Een ander nieuw, alarmerend punt, dat door Evangelium Vitae duidelijk naar voren gebracht wordt, staat in verband met het bevolkingsvraagstuk. Zoals de encycliek in nr.16 in herinnering brengt, weet men dat er een politiek en economisch programma op internationaal niveau bestaat dat doorgedrongen is tot en opgelegd aan volken afzonderlijk op verschillende wijzen al naar gelang het om industrieel geavanceerde landen of ontwikkelingslanden gaat. Een dergelijk programma voorziet in een massaal gebruik van anticonceptie (ook anticonceptie met abortieve werking), sterilisatie en abortus. “Het zijn wetenschappelijk en systematisch geprogrammeerde bedreigingen” – herhaalt de Heilige Vader – …”in feite staan wij tegenover een objectieve samenzwering tegen het leven.” (15) En de Heilige Vader wijst ook nog op de medeplichtigheid van de massa-media.
Men weet dat dit probleem de discussies op de wereldbevolkingsconferenties, waarvan de laatste in Cairo heeft plaatsgehad, bezield heeft. Daarom is de horizon van Evangelium Vitae niet meer die van de gezinsethiek, maar politiek en mondiaal: het betreft hier nieuwe vormen van uitroeiing en kolonialisme.
Het is dan ook begrijpelijk dat de encycliek in haar laatste deel een beroep doet op heel de Kerk en op alle mensen van goede wil om een nieuwe beschaving op te bouwen.