Standpunt R.K. Kerk

editie 2014 door dr. J.A. Raymakers

2.2 Eerbied voor de menselijke persoon, erkenning van de waardigheid van de mens

2.2.9 Orgaandonatie als middel om de gezondheid van een medemens te verbeteren of diens leven te redden

De Katholieke Kerk ziet het afstaan van een orgaan aan een medemens na de dood of tijdens het leven als een daad van naastenliefde, die echter onderworpen is aan een aantal voorwaarden. Met name is het niet aanvaardbaar dat door het uitnemen van een orgaan het leven van de donor wordt bekort of de gezondheid en functionele integriteit worden geschaad.

2.2.10 De voorwaarden waar onder orgaantransplantatie door de Katholieke Kerk wordt aanvaard

a. Bij het gebruik van organen na de dood moet de dood met zekerheid zijn vastgesteld volgens aanvaarde criteria.
b. Bij het gebruik van organen van een levende moet de donor door het afstaan van weefsel of van een orgaan (dat alleen een gepaard aangelegd orgaan kan zijn) geen gezondheids- of functionele schade lijden.
c. De donatie dient in volledige vrijheid van de donor te geschieden, een geldelijke beloning is niet acceptabel. Bij donatie na overlijden is een vooraf gegeven schriftelijke toestemming vereist en bij gebreke daarvan kan de toestemming van de nabestaanden volstaan.
d. Transplantatie van gonaden en hersenweefsel is niet toegestaan, omdat daarmee de identiteit van de ontvanger geweld wordt aangedaan.

2.2.11 De criteria die de Kerk hanteert om te weten dat de dood is ingetreden

Als doodscriterium aanvaardt de Kerk allereerst het klassieke criterium:

a. definitief ophouden van circulatie en ademhaling
b. de volledige hersendood, dat is het volledig en irreversibel uitvallen van de gehele hersenfunctie (zoals dit normaal na stoppen van de circulatie binnen enkele minuten intreedt). Dit dient met daartoe geschikte middelen onomstotelijk te worden vastgesteld.

2.2.12 Het uitnemen van organen bij een hersendode mens bij wie de circulatie en ademhaling kunstmatig in stand gehouden worden

Het uitnemen van organen is in die omstandigheden geoorloofd omdat de persoon als gestorven beschouwd moet worden. De functie van het onstoffelijk levensbeginsel, de ziel, in het regeren van de persoon kan door haar niet meer worden uitgeoefend omdat de tussenkomst van de hersenen daarvoor noodzakelijk is. De eenheid van ziel en lichaam is bij volledige en definitieve uitschakeling van de hersenen verbroken en de persoon is niet langer aanwezig. Het dode lichaam en de ziel, die blijft voortbestaan, zijn van elkaar gescheiden.

2.2.13 Wel of geen verplichting om organen ter beschikking te stellen na de dood

Een verplichting om organen of het lichaam ter beschikking te stellen na de dood bestaat niet. In de keuze is ieder volkomen vrij.

2.2.14 Gebruik van dierlijk weefsel voor transplantatie

Xenotransplantatie, of het toepassen van dierlijk weefsel of een dierlijk orgaan is geoorloofd voor een therapeutisch doel, met inachtneming van vereiste voorzichtigheid met betrekking tot mogelijke overdracht van ziekten. Een uitzondering moet gemaakt worden voor dierlijke gonaden en hersenweefsel.

image_pdfimage_print