3. Het kerkelijk leergezag
Het kerkelijk leergezag is ingesteld door Christus en doorgegeven aan de hoogste herders van de Kerk. Het is een dienstambt bedoeld om de Openbaring getrouw te bewaren en uit te leggen binnen de universele Kerk door de genade van de Heilige Geest. Het leergezag heeft daarom de opdracht om de wereld te dienen door de verkondiging van de waarheid over God ten behoeve van alle mensen. Deze verkondiging kan ook plaatsvinden in de vorm van kritiek op bepaalde houdingen en gedragingen die met deze waarheid in strijd zijn.
De dragers van het hoogste leergezag in de Kerk zijn de bisschoppen, de opvolgers van de apostelen, in gemeenschap met de paus, de opvolger van Petrus, en onder zijn leiding (Mt. 16,13-17). Zij zijn de ‘authentieke, dat wil zeggen met het gezag van Christus beklede leraren‘ genoemd [: Tweede Vaticaans Concilie. Lumen Gentium. Dogmatische Constiutie over de Kerk (21 november 1964), nr. 25. AAS 1965, 57, 5-75.]. Aan paus en bisschoppen is de opdracht toevertrouwd om ‘op authentieke wijze het geschreven of overgeleverde woord Gods te verklaren’ [: Tweede Vaticaans Concilie. Dei verbum. Dogmatische constitutie over de goddelijke openbaring (8 september 1965). Rome 1965, nr. 10.]. De Openbaring bevat een aantal leerstellingen op moreel gebied, die de mens ook met behulp van de natuurlijke rede kan ontdekken en kennen. Dit is echter moeilijk door de zondige conditie van de mens. Volgens de katholieke geloofsleer kunnen ook deze morele normen op onfeilbare wijze door het leergezag worden voorgehouden [: Eerste Vaticaans Concilie. Dogmatische Constitutie Dei Filius (DS 3016). ASS 1870, 5, 481-493.] [: Congregatie voor de Geloofsleer. Donum veritatis, Instruction on the ecclesial vocation of the theologian (24 mei 1990), nr. 16. AAS 1990, 82, 1550-1570.].
Op verschillende manieren kan het leergezag uitspraken doen:
- Op de eerste plaats maakt men onderscheid tussen gewoon en buitengewoon leergezag. Van buitengewoon leergezag wordt gesproken wanneer alle bisschoppen samen met de paus in een oecumenisch concilie verenigd, een uitspraak doen ten aanzien van geloof en zeden, of wanneer de paus, gebruikmakend van zijn hoogste autoriteit, hierover ‘ex cathedra’ een dogmatische uitspraak doet. Men spreekt van gewoon leergezag wanneer paus en bisschoppen in de dagelijkse dienst aan het volk van God de waarheid verkondigen die aan de Kerk is toevertrouwd. Dit vindt plaats door middel van prediking, toespraken of herderlijke brieven. Hieronder valt niet wat een bisschop zegt als theoloog.
- Het tweede onderscheid is dat tussen onfeilbaar en niet-onfeilbaar leergezag. Men spreekt van onfeilbaar leergezag wanneer de bisschoppen samen met de paus verenigd in een concilie of de paus alleen bij een dogmaverklaring, een uitspraak doen over een waarheid van geloof of zeden en deze uitspraak tegenover een dwaling afgrenzen, dus een definitieve uitspraak doen (het Latijnse definire betekent afgrenzen). In beide gevallen moet zowel wat betreft de vorm als de intentie waarmee de uitspraak wordt gedaan, duidelijk zijn dat het leergezag spreekt met de hoogste autoriteit die haar door Christus is toebedeeld. Dit onderscheid tussen onfeilbaar en niet-onfeilbaar leergezag valt niet zonder meer samen met dat tussen gewoon en buitengewoon. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) betrof een buitengewone vorm van leergezag, maar deed geen onfeilbare uitspraken. Het was uitdrukkelijk bedoel als een pastoraal concilie.
- Verder wordt gesproken van universeel leergezag als de paus een ex cathedra uitspraak doet, bisschoppen samen met de paus een doctrine definiëren en wanneer bisschoppen afzonderlijk, maar in eenheid met de paus definitieve uitspraken doen.
In schema ontstaat zo het volgende beeld:
Leraar | Niveau van leergezag | Graad van zekerheid | Vereiste instemming |
---|---|---|---|
1. Paus ex cathedra | Buitengewoon (en universeel) | Onfeilbaar | Volledige geloofsinstemming |
2. Bisschoppen in eenheid met de paus, wanneer zij tijdens een algemeen Concilie een doctrine definiëren | Buitengewoon (en universeel) | Onfeilbaar | Volledige geloofsinstemming |
3. Bisschoppen wanneer ze afzonderlijk, maar in eenheid met de paus, een definitieve uitspraak doen | Gewoon en universeel leergezag | Onfeilbaar | Volledige geloofsinstemming |
4. Paus | Gewoon | Niet onfeilbaar | Religieuze gehoorzaamheid van intellect en wil |
5. Bisschoppen | Gewoon | Niet onfeilbaar | Religieuze gehoorzaamheid van intellect en wil |
Een discussiepunt vormt de vraag of van een definitieve, dus niet meer veranderlijke uitspraak kan worden gesproken, wanneer meerdere pausen met ernstige bewoor¬dingen een identiek oordeel uitspreken over bepaalde kwesties inzake geloof en moraal zonder dat een van hen dat ‘ex cathedra’ doet, dat wil zeggen in de vorm van een dogmaverklaring. Dit is van belang voor de moraaltheologie, omdat er ten aanzien van concrete morele normen, bijvoorbeeld met betrekking tot anticonceptie, kunstmatige bevruchtingstechnieken, abortus provocatus en euthanasie, wel talrijke verklaringen zijn van gewoon en niet onfeilbaar leergezag, maar geen uitspraken van buitengewoon onfeilbaar leergezag. Daarom heeft de mening postgevat dat men op dit gebied met het kerkelijk leergezag van mening kan verschillen.
We dienen ons te realiseren dat met niet-onfeilbaar leergezag niet bedoeld is dat de betreffende uitspraak op zich feilbaar zou zijn, maar dat paus en/of bisschoppen zich uitspreken zonder op de hoogste graad van hun leergezag een beroep te doen. Het authentieke, dus gewone, niet-onfeilbare leergezag kan wel degelijk een definitieve waarheid verwoorden. Er zijn een aantal criteria die het mogelijk maken om het relatieve belang van een bepaald leerpunt in te schatten.
Hiertoe behoren enkele formele criteria:
- Voor de weging van een uitspraak maakt het uit welke de status is van het document waarin of de wijze waarop een uitspraak publiek wordt gemaakt: een encycliek is van een hogere rangorde dan een toespraak;
- Als een bepaald leerpunt door het leergezag frequent en bij herhaling uitdrukkelijk wordt voorgehouden, dan kan dat een aanwijzing zijn dat het om een definitieve uitspraak gaat; dit geldt bijvoorbeeld voor abortus provocatus en anticonceptie;
- De gebruikte formuleringen kunnen ook duidelijk maken dat het om een definitieve uitspraak gaat. Een voorbeeld daarvan zijn de bewoordingen waarin paus Johannes Paulus II in de encycliek Evangelium Vitae (Johannes Paulus II 1995, nrs. 62 en 65) abortus provocatus en euthanasie afwees. Hij deed dat in formuleringen die doen denken aan een dogmaverklaring.
Daarnaast zijn er enkele materiële criteria die aanwijzingen kunnen zijn voor het definitieve karakter van een uitspraak:
- Dit is het geval als een uitspraak aansluit bij een bestaande traditie.
- En als er overeenstemming bestaat tussen de betreffende uitspraak en voorafgaande verklaringen van het leergezag.
Met betrekking tot de vraag of men eraan gehouden uitspraken van het leergezag te accepteren is in enkele documenten en door een aanvulling op het Kerkelijk Wetboek (de Codex Juris Canonici, afgekort als C.I.C.) helderheid geschapen [: Wetboek van Canoniek Recht, Codex Iuris Canonici (C.I.C.) 1983, c. 749-745. 2e herziene druk ed, Hilversum: Gooi en Sticht; 1996.] [: Congregatie voor de Geloofsleer. Donum veritatis, Instruction on the ecclesial vocation of the theologian (24 mei 1990), nr. 16. AAS 1990, 82, 1550-1570.] [: H. Johannes Paulus II. Motu Proprio Ad tuendam fidem (18 mei 1998). AAS 1998, 90, 457-461.]. Om te bezien in hoeverre een afwijkende mening al dan niet mogelijk is, moet een onderscheid gemaakt worden tussen de vier verschillende niveaus van zekerheid waarop het leergezag zich kan uitspreken [: Congregatie voor de Geloofsleer. Donum veritatis, Instruction on the ecclesial vocation of the theologian (24 mei 1990), nr. 23-24. AAS 1990, 82, 1550-1570.]:
- Wanneer het leergezag een onfeilbare uitspraak doet en plechtig verklaart dat een leerstellige uitspraak in de Openbaring te vinden is, dan wordt als volledige geloofsinstemming verlangd. Wordt een leerstelling door de paus niet op plechtige wijze als een dogma verklaard, dan spreekt men van gewoon en universeel leergezag. Ook aan het gewoon en universeel leergezag is men volledige geloofsinstemming verschuldigd, wanneer het een leerstelling voorhoudt als een onderdeel van de Goddelijke Openbaring. Dit geldt zonder twijfel ten aanzien van Tien Geboden, de Bergrede en morele normen vermeld in de brieven in het Nieuw Testament.
- Wanneer het leergezag op definitieve wijze waarheden betreffende geloof en zeden voorhoudt, dan moeten die worden aanvaard, ook als ze niet tot de Goddelijke Openbaring behoren, maar er wel ten nauwste mee verbonden zijn.
- Wanneer het leergezag zonder de bedoeling te hebben om een definitieve uitspraak te doen, een leer voorhoudt om te komen tot een beter inzicht in de Openbaring of om de inhoud ervan expliciet te maken, of om in herinnering de roepen waarom een bepaalde leerstelling correspondeert met geloofswaarheden, of om te waarschuwen tegen opvattingen die ermee incompatibel zijn, dan wordt religieuze gehoorzaamheid van wil en intellect gevraagd. Het gaat hier niet om een uiterlijke gehoorzaamheid of een gehoorzaamheid die disciplinair wordt afgedwongen, maar om een gehoorzaamheid die uit het geloof voortvloeit.
- Tenslotte kan het leergezag waarschuwen tegen meningen die tot dwaling kunnen leiden, of zich mengen in kwesties die nog ter discussie staan. Uitspraken op dit niveau kunnen naast vaststaande principes ook veranderlijke of tijdgebonden elementen of vermoedens betreffen. Vaak wordt het dan pas met het verstrijken van de tijd mogelijk om uit te maken wat een definitieve waarheid is of wat alleen geldt in een bepaalde situatie.
Om te onderstrepen dat er een recht bestaat om een andere mening te hebben dan het leergezag, wordt er wel op gewezen dat het leergezag in de geschiedenis af en toe zijn standpunt heeft gewijzigd, bijvoorbeeld ten aanzien van de verhouding tussen Kerk en Staat, of fouten heeft gemaakt, zoals met betrekking tot Galilei. Hierbij ziet men over het hoofd dat uitspraken in genoemde aangelegenheden het onderhavige vierde niveau van kerkelijk leergezag betreffen. Het gaat hier niet om uitspraken zoals op het eerste tot en met het derde niveau, maar om uitspraken die te maken hebben met de deugd van de prudentie (praktische wijsheid, zie Hoofdstuk I.3.4.) Op dit niveau kunnen vertegenwoordigers van het leergezag ook tot niet prudente oordelen komen, die echter tegen de achtergrond van een bepaalde situatie of een zeker tijdvak begrijpelijk zijn. In de casus Galilei had het leergezag de intentie om de goddelijke inspiratie van de Heilige Schrift veilig te stellen door een louter waarschijnlijk interpretatie van enkel Bijbelpassages te ondersteunen tegen de zeer waarschijnlijke, maar in de eerste helft van de zeventiende eeuw nog niet zekere theorie dat de aarde rond de zon draait (in plaats van andersom zoals in sommige Bijbelpassages beschreven).