Het is vanzelfsprekend dat de patiënt recht heeft op informatie over de aard van de gediagnosticeerde ziekte en over alles wat de gezondheidswerkers in het kader van de behandeling willen ondernemen. De twee partijen tussen wie de informatie-uitwisseling plaatsvindt, verschillen sterk in hun niveau van praktische en fundamentele kennis ter zake, en het is vooral de beroepsbeoefenaar die daarmee rekening moet houden. De manier waarop de arts de informatie presenteert kan een groot verschil maken, al was het maar op het emotionele niveau van de patiënt. Plaatst men zich in de positie van een medemens die men wil helpen of plaatst men zich in de positie van de deskundige die het probleem op zijn eigen manier gaat oplossen? Hoewel de informatie dezelfde kan zijn, zal de manier waarop deze aan de patiënt wordt gepresenteerd vaak van invloed zijn op de ontvankelijkheid van de patiënt voor de informatie.
Er zijn verschillende aspecten te onderscheiden: de volledigheid van de informatie en de wijze van presenteren, het wetenschappelijk waarheidsgehalte (niet meer maar ook niet minder beloven dan wat door de stand van de wetenschap wordt ondersteund), en een juist gebruik van de eigen ervaring, die immers maar beperkt kan zijn.
Anderzijds kan de patiënt het gevoel hebben dat de zorgverlener meer informatie wil dan wat relevant lijkt. Het is wenselijk dat de patiënt zich als persoon aan de zorgverlener toevertrouwt, en dat hij de zorgverlener niet alleen het lichaamsdeel of het probleem toevertrouwt waarvan hij denkt dat het verzorgd moet worden.