Handboek Katholieke Medische Ethiek - Hoofdstuk IV

on-line editie vanaf 2019 onder redactie van dr. W.J. kardinaal Eijk, dr. L.J.M. Hendriks en prof.dr. F.J. van Ittersum

Ⓒ Katholieke Stichting Medische Ethiek 2019 - 2024

IV.5.3. Beïnvloeding van de hersenfunctie

F. Hamburg, J.G. van Lier

Om hersenfuncties te beïnvloeden, staan therapeuten en wetenschappers in het algemeen naast de toediening van psychofarmaca de hiernavolgende methoden ter beschikking:

  1. Hypnose: het teweegbrengen van een bewustzijnstoestand van diepe ontspannenheid en volledige concentratie; deze trance kan door psychotherapeuten worden gebruikt om verandering van gevoel en/ of gedrag te bewerkstelligen.
  2. Biofeedback. Bij biofeedback gebruikt met apparatuur om hersengolven, hartacties en andere lichaamssignalen zintuiglijk (beter) waarneembaar te maken, bijvoorbeeld door deze te visualiseren. Doel ervan is deze lichaamsfuncties beter bewust te worden en ze te leren beheersen. Zo wordt bijvoorbeeld neurofeedback onder andere toegepast bij ADHD.
  3. Audio. Men onderscheidt hierbij ultrasound (> 100 Hz) en infrasound (<16 Hz). In deze categorie van hersenbeïnvloeding valt ook de muziektherapie, bijvoorbeeld met muziek van Mozart (bekend als ‘het Mozart effect’).
  4. Licht en audio (‘sound and light entrainment devices’, afgekort als SLEDs). Deze ‘mindmachines’ genereren alfa-golven die gebruikers kalm, geconcentreerd, en eufoor maken. Iets dergelijks wordt gedaan met stroboscopische stimuli (‘mind entrainment’).
  5. Voeding (inclusief voedingssupplementen): bijvoorbeeld visolie om de concentratie en het geheugen te bevorderen.
  6. Mentale inspanning in het algemeen en studie in het bijzonder.
  7. Genetische manipulatie/selectie van de kiembaan (zie Hoofdstuk III.5.)
  8. Psychochirurgie. Nadat John Fulton begin jaren dertig had gemeld dat hij een neurotische aap tot kalmte had weten te brengen door de verwijdering van de prefrontale lobben van de hersenen, werd deze ingreep dan wel het doorsnijden van de dwarsverbinding tussen beide frontale lobben tussen 1935 en 1960 bij mensen toegepast die leden aan schizofrenie en depressie. Velen van hen hadden daarna last van neurologische uitvalsverschijnselen. Bovendien veranderen hun persoonlijkheid, indien die zin dat hun emotioneel leven afgevlakt raakte en sommigen zelfs praktisch emotieloos werden. Vanwege de onduidelijke therapeutische effecten, de ernstige bijwerkingen en de introductie van de psychofarmaca in de jaren ‘50 werd de prefrontale lobotomie rond 1960 verlaten. Het betreft hier hersenchirurgie die niet gerelateerd is aan levensbedreigende lichamelijke zaken als tumoren of beroerten, maar gericht is op het behandelen van psychiatrische aandoeningen. Er zijn nu meer gerichte ingrepen in de hersenen mogelijk, zoals het non-invasief coaguleren van hersenstructuren, het doorsnijden van banen (leukotomie) of aan diepe hersenstimulatie (zie ook hierna onder 9). Al deze – computerondersteunde – zeer selectief uitgevoerde handelingen beogen psychische veranderingen te bewerkstelligen bij individuen. Uiteraard kunnen hier ethische kanttekeningen bij worden geplaatst, zeker nu het bij chirurgie – met uitzondering van de diepe hersenstimulatie – onomkeerbare veranderingen betreft en al helemaal wanneer in de toekomst zulks zou geschieden ‘ter beveiliging van de maatschappij’ (vgl. Hoofdstuk V.4).
  9. Elektrische beïnvloeding van de hersenfunctie. Beschikbaar zijn de volgende therapieën: Elektronconvulsieve Therapie (ECT), Nervus Vagus Stimulatie (NVS) en Diepe Hersenstimulatie (DHS). Bij ECT wordt een epileptisch toeval (convulsie) opgewekt met behulp van elektrische stimuli. Zolang de elektriciteit het hart niet passeert, kan dit zonder problemen geschieden. Wel wordt de patiënt algeheel verdoofd en spierverslappers toegediend. Hoe ECT precies werkt is onbekend. Bij NVS krijgt de Nervus Vagus stroomstootjes van een pulsgenerator die ter hoogte van het sleutelbeen onderhuids is ingebracht; deze stimuli belanden uiteindelijk in de hersenen; hoe ze daar effect sorteren is onbekend. Bij DHS worden via gaatjes in de schedel elektroden diep in de hersenen ingebracht om zo lokalisaties in de hersenen te kunnen stimuleren met scherp gerichte, laag-voltage elektrische signalen van een pulsgenerator. Omdat elektrische stimulatie omkeerbaar is, wordt tegenwoordig veel vaker elektrisch gestimuleerd dan chirurgisch ingegrepen.
  10. Elektromagnetische beïnvloeding van de hersenfunctie. Bij de toepassing van elektromagnetische straling wordt direct boven het hoofd van de patiënt met een ringvormig apparaat een magnetisch veld opgewekt. Dit veld (van typisch 1 tesla) penetreert de hersenen zonder het energieverlies, de warmteontwikkeling, en de pijn van elektrische stimulatie. Er is een maximale belasting in verband met het uitlokken van epilepsie-aanvallen. De neuronale mechanismen van de hier beschreven Transcraniale Magnetische Stimulatie (TMS) zijn nog niet opgehelderd. Er worden in ieder geval axonale ontladingen opgewekt. Het netto-effect van TMS op een bepaald cortexoppervlak is moeilijk te voorspellen. Algemeen geldt dat bij lage frequenties (< 1 Hz) van de stimuli de activiteit van de onderliggende cortexvelden wordt gereduceerd, en dat deze bij hogere frequenties worden geëxciteerd, uiteindelijk resulterend in epileptische insulten als men deze stimuli repetitief toedient. Deze methode verkeert (deels) nog in het experimentele stadium.

De indicaties van de elektrische en elektromagnetische wijzen van stimulering besproken zijn als volgt.

Transcraniale Magnetische Stimulatie (TMS) wordt toegepast bij onder andere schizofrenie en depressie. Daarmee is tevens gezegd dat de therapeutische toepassing ervan op psychiatrische condities nog in de kinderschoenen staat. Als research tool, echter, vindt TMS (vaak in combinatie met functionele neuroimaging) reeds uitgebreide toepassing, in het bijzonder voor een beter begrip van de pathofysiologie van psychiatrische aandoeningen [1D. Denys. Diepe hersenstimulatie bij psychiatrische stoornissen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2008, 152, 2330-2335.].

Elektroconvulsieve therapie (ECT) wordt toegepast in gevallen van resistente depressies (zie dit hoofdstuk, paragraaf 1). Tegen de toepassing van ECT bestaan geen intrinsieke bezwaren. Wel moet deze heel goed geïndiceerd zijn en daarom, alleen bij recidiverende ernstige depressies worden aangewend. Men kan beweren dat er via de shock chaos, dus een kwaad effect, teweeg wordt gebracht waaruit dan vervolgens het goede effect zou volgen. Het principe van de handeling met dubbel effect zegt op dit punt dat het goede effect niet door het kwade effect mag worden veroorzaakt (zie boven en Hoofdstuk I.2.2.6.2.). Maar men kan evengoed beweren dat de toediening van de shock en het effect een ‘ondeelbare’ handeling vormen. In deze laatste conceptie – de onze – volgt het goede niet uit het kwade (noch het kwade uit het goede), maar zijn goed en kwaad onlosmakelijk verknoopt in één handeling (Ashley en O’Rourke, blz 186) [2B.M. Ashley and K.D. O’Rourke. Health Care Ethics. A Theological Analysis. St. Louis: The Catholic Health Association of the United States; 1989.]. Het kwaad wordt daarbij niet beoogd, maar slechts toegelaten. De fysieke orde wordt dus als het ware aanvaard samen met de morele intentie die eenheid geeft aan alle elementen van de handeling (ibid., 187).

Overigens beschikken medici thans in de zogenaamde magnetocompulsieve therapie (MCT) een beter alternatief voor de ECT. Met MCT benut men het convulsieve bijeffect van de elektromagnetische stimulatie bij krachtiger magnetische velden. Het voordeel van de MCT is nu dat – met minder bijeffecten – een accurater en betrouwbaarder focus en dosis mogelijk is (Ebmeier en Lappin, 2001). Dit alles is het gevolg van de mogelijk om via MCT kleinere hersenarealen te treffen.

De Nervus Vagus Stimulatie (NVS) is geïndiceerd bij depressieve stoornissen. Men brengt hierbij, zoals reeds opgemerkt, onderhuids ter hoogte van het sleutelbeen een pacemaker-implantaat aan die de linker nervus vagus stimuleert.

Vooral Diepe Hersenstimulatie (DHS) staat de laatste tijd volop in de belangstelling, met name voor patiënten met angststoornissen, obsessief-compulsief gedrag, chronische, onverklaarde pijn, en het Syndroom van Gilles de la Tourette. Deze patiënten moeten dan wel gebleken resistent te zijn tegen farmaco- en gedragstherapie. Diepe hersenstimulatie wordt voor psychiatrische patiënten nog niet tot de standaardbehandelingen gerekend. De techniek heeft evenwel de potentie om een voorkeursbehandeling te worden voor chronische, onbehandelbare psychiatrische stoornissen [3D. Denys. Diepe hersenstimulatie bij psychiatrische stoornissen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2008, 152, 2330-2335.].

Voor de genoemde methodes geldt dat het gebruik ervan voor therapeutische doeleinden aanvaardbaar is, mits er een geproportioneerde verhouding bestaat tussen de kans op het herstel van de mentale gezondheid alsmede de ernst van de aandoening enerzijds, en de kans op bijwerkingen en complicaties anderzijds. Ook het feit dat het hier voor een groot deel om experimentele behandelingen gaat is geen principieel beletsel. De toepassing van experimentele behandelingen is immers acceptabel wanneer er geen alternatieve behandelingen voorhanden zijn en het gaat om een ernstige aandoening met verreikende consequenties voor de mentale gezondheid van de patiënt. In dergelijke gevallen zijn risico’s geoorloofd, ook al kan men in de experimentele fase niet altijd met zekerheid voorspellen hoe groot die zullen zijn en hoe frequent die zullen optreden.

Deze nieuwe technieken hebben overigens diverse effecten, waarvan men zich afvragen of ze ook therapeutisch kunnen worden genoemd. Zo vraagt Denys (2008) zich af wat te doen als DHS een patiënt goed doet, bijvoorbeeld een subjectief geluksgevoel geeft, terwijl er geen objectieve afname is van de symptomen, En hoe te oordelen als een partner door de plotselinge klachtenafname zijn/haar echtgenoot-patiënt niet meer herkent en wil scheiden? Zo roepen nieuwe technieken naast oude bekende ook nieuwe ethische vragen op, waar geen direct antwoord op bestaat.

Voorts stelt zich ook hier de eis van een informed consent. Hieraan is bij de toepassing van enkele van de onderhavige methodes een specifieke moeilijkheid verbonden. Voor alle ingrepen in de hersenen geldt namelijk dat we nog vrij weinig afweten van de feitelijke werking van dit extreem complexe orgaan. Kunnen we iemand werkelijk zodanig informeren dat hij een ‘informed consent’ kan waarmaken? Anderzijds: als men als door een strikte toepassing van het ‘precautionay principle’ heel erg voorzichtig is, zal er nooit iets voor de eerste keer gebeuren en zal er nooit vooruitgang kunnen zijn. Het ‘precautionary principle’ zegt dat men niet moet handelen als iets schadelijk is, ook al hebben we geen bewijs omtrent de waarschijnlijkheid en/of omvang van het gevaar. Is de patiënt niet tot een informed consent in staat, dan zullen bijzondere eisen moeten worden gesteld aan ‘proxy consent’: dit betekent dat derden geen toestemming voor de toepassing van een van deze methoden mag geven, als zij een beperking van de psychische vrijheid tot gevolg heeft. Kwetsbare personen, zoals gevangenen, moeten niet worden geselecteerd voor klinische trials met genoemde technieken. Ook dient nog vermeld te worden dat voor de toepassing voor de beïnvloeding van de hersenfunctie geen politieke en sociale indicaties bestaan.

Een aantal van de beschreven technieken kunnen ook dienen voor de verbetering van menselijke eigenschappen, speciaal waar het gaat om de geheugencapaciteit en de concentratie, bij mensen die niet lijden aan een psychiatrische aandoening. Hiervoor geldt hetzelfde als voor enhancement door middel van psychofarmaca: enhancement impliceert een instrumentalisering van het menselijk lichaam en daarmee van de menselijke persoon, hetgeen onaanvaardbaar is (zie Hoofdstuk I.2.2.1.).

Tenslotte geldt ook voor de andere elektrische en elektromagnetische stimuli, wat boven gezegd is ten aanzien van electroshocks. Voor geen van deze manieren van hersenbeïnvloeding is exact bekend hoe deze werkt, maar dat er initieel een zekere ‘chaos’ optreedt, lijkt niet onwaarschijnlijk. Betekent dit dat een kwaad effect wordt gebruikt om een goed effect teweeg te brengen? Naar onze mening niet. Men kan immers ook betogen dat het goede en het kwade effect gelijkelijk direct uit de behandeling voortvloeien.

image_pdfimage_print