Handboek Katholieke Medische Ethiek - Hoofdstuk I

on-line editie vanaf 2019 onder redactie van dr. W.J. kardinaal Eijk, dr. L.J.M. Hendriks en prof.dr. F.J. van Ittersum

Ⓒ Katholieke Stichting Medische Ethiek 2019 - 2024

I.4.4 Iconen

F.J. van Ittersum en W.J. Eijk

Het besef dat de verzorging van zieken het beste tot haar recht komt, wanneer zij wordt geboden door iemand die zelf met ziekte en lijden heeft kennisgemaakt, spreekt al uit de Grieks-Romeinse mythologie rond de god van de geneeskunde, Aesculapius. Volgens een van de mythen over hem raakt Aesculapius (de zoon van Apollo en Coronis) gewond nog voordat hij geboren is. Artemis (de tweelingzuster van Apollo en godin van de jacht) schiet een pijl af op Coronis, terwijl zij zwanger is van Aesculapius, als straf omdat zij Apollo ontrouw is geweest. Uiteindelijk belandt Coronis op de brandstapel. Apollo haalt echter Aesculapius uit de moederschoot en redt hem uit de vlammen. Daarna wordt hij ter opvoeding toevertrouwd aan Chiron, een centaur (een wezen met het bovenlijf van een mens en het onderlijf van een paard). Deze Chiron, die zelf aan een ongeneeslijke wond lijdt, beoefent de geneeskunde. Zo vindt Aesculapius in Chiron een bijzondere leermeester op dit vakgebied. Deze is zelf een ‘gewonde genezer’, die als geen ander in staat is Aesculapius te helpen met het lijden vertrouwd te raken en daarin uitzicht en genezing te brengen (Reallexikon für Antike und Christentum, s.v. Asklepios). Aan de mythe van Aesculapius ligt de gedachte ten grondslag dat alleen hij de god van de geneeskunde kan zijn, omdat hij het lijden uit eigen ervaring kent.

Conde (gedelegeerde van het aartsbisdom Madrid voor het pastoraat in de gezondheidszorg) noemt enkele teksten uit de Hippocratische traditie, die een vergelijkbare gedachte tot uiting brengen [1J. Conde. Suffering and the Meaning of Life. Dolentium Hominum 1996; 11. 128. ]. Een pregnant voorbeeld hiervan is het volgende citaat uit De flatibus: ‘Met andermans pijn oogst de medicus zijn eigen leed’ [2W.H.S. Jones. Hippocrates Collected Works (Hippocrates with an English translation, 4 vols.). Cambridge, Massachusetts / London: Harvard University Press / William Heinemann Ltd; 1868 (1923/1957/1967-1972). ]. De arts maakt zich de pijn of zorg van de zieke eigen en zijn zorg voor de zieke doet hem zelf lijden.

Nu is onmogelijk dat zorgverleners altijd vanuit een eigen ervaring met lijden gemotiveerd worden tot het op een bijzondere wijze betonen van liefde aan lijdenden. De traditie kent gelukkig ook talrijke voorbeelden van heiligen die deze liefde op bijzondere wijze in praktijk hebben gebracht en waar zorgverleners nu nog steeds een voorbeeld aan kunnen nemen. Onder hen zijn de tweelingbroers en artsen Cosmas en Damianus, geboren in de 2e helft van de 2e eeuw, die vanwege hun moedige geloofsgetuigenis zijn onthoofd tijdens de christenvervolging onder de Romeinse keizer Diocletianus in 303. Zij behandelden zieken zonder vergoeding. Door deze levenswijze wisten zij velen tot het christelijke geloof te bekeren. De heilige Aloysius Gonzaga (1568-1591) verzorgde op heldhaftige wijze pestlijders, waardoor hijzelf deze ziekte opliep en op jeugdige leeftijd stierf.

Camillus de Lellis

Camillus de Lellis (1550-1614) had een moeilijke jeugd. [3R. Stockman. Pro Deo. De geschiedenis van de christelijke gezondheidszorg. Leuven: Davidsfonds; 2008. 182. ] Zijn moeder stierf toen hij 10 jaar oud was. Zijn vader was officier in het Napolitaanse en Franse leger en daardoor meestal langdurig afwezig. Ook Camillus ging het leger in en werkte nadat zijn bataljon in 1564 was opgeheven in een ziekenhuis voor ongeneeslijk zieken. Vanwege zijn agressieve karakter en goklust werd hij ontslagen. Hij keerde terug naar het leger en kon met zijn vader meetrekken. Zijn vader werd ziek en overleed toen hij 18 jaar oud was. Na de oorlog tegen de Turken keerde hij in 1569 terug naar het ziekenhuis in Rome, waar hij verpleger en later directeur werd. Hij deed een aantal pogingen om toe te treden tot de kapucijnen, maar deze mislukten. Hij moest de orde meermalen verlaten, omdat wonden die hij eerder in een oorlog had opgelopen problemen gaven en hij in een ziekenhuis moest worden opgenomen. In 1582 kreeg hij het idee met een groep zieken “met liefde” te gaan behandelen, een geheel andere benadering met de attitude van vele verzorgers in zijn tijd. Hij startte een gebedsgroep die ondanks veel tegenwerking wel groeide. In een visioen hoorde hij Christus vanaf het kruis spreken: “Vrees niet kleingelovige, de weerstanden die je nu ondervindt, zullen de oorsprong worden van een totaal nieuwe vruchtbaarheid”. Hij volgde een priesteropleiding bij Jezuïten en werd in 1584 priester gewijd. Hij stichtte een nieuwe groep, Ministri degli infermi, bedinearen van zieken, ontwikkelde een regel en kreeg in 1586 toestemming een congregatie op te richten, die in 1591 tot orde werd verheven. De kledij werd een zwart habijt met een rood kruis. Met zijn medebroeders ontwikkelde hij een nieuwe visie op ziekenzorg met veel aandacht voor de allerarmsten en de visie dat geen zieke te erg was om verzorgd te worden. Camillus stelde dat men in iedere zieke Christus zelf moest zien. Camillus en zijn medebroeders deden veel goed werk voor zieken tijdens de pestepidemie die in 1590 in Rome woedde. Hij overleed in 1614 en werd in 1746 heilig verklaard. In 1886 werd hij door paus Leo XIII uitgeroepen tot patroon van de hospitalen en zieken en in 1930 door paus Pius XI tot patroon ven het verzorgend personeel.

Giuseppe Moscati

Een eigentijds voorbeeld is Giuseppe Moscati, een internist, tevens verbonden als docent fysiologie aan de Universiteit van Napels. Hij leefde van 1880 tot 1927 en is in 1987 door Johannes-Paulus II heilig verklaard [4G. Infusino. Un santo in corsia. Giuseppe Moscati. Milano): Edizioni Paoline, Cinisello Balsamo; 1987; G. Papàsogli. Giuseppe Moscati. Das Leben eines heiligen Arztes. Stein am Rhein: Christiana-Verlag,; 1982. ]. Deze arts, beroemd om zijn diagnostische talenten, bleef vrijwillig celibatair en beoefende de geneeskunde met grote liefde en toewijding voor zijn patiënten zonder van hen een honorarium te verlangen. Zelf leefde hij zeer bescheiden. De christelijke deugd van de vrijwillige armoede omwille van de navolging van Christus was hem dierbaar. Vaak wees hij zijn patiënten erop dat hun diepste genezing uiteindelijk alleen in het herstel van hun relatie met God bestond (met name door het sacrament van de biecht). Vanuit zijn diep christelijk geloof legde hij een verband tussen verlossing en genezing. Dit deed hij dikwijls met vrucht dankzij het grote vertrouwen dat hij hen inboezemde door zijn oprechte belangstelling en zorg voor ieder van hen persoonlijk. Elke dag verenigde zich hij met de Heer in het sacrament van de eucharistie. Hierin vond hij zijn kracht. In zijn patiënten herkende hij de lijdende gestalte van Christus (Mt. 25,31-46) en omgekeerd ontmoeten zij in hem iets van de Christus Medicus. Hij was op professioneel verantwoorde wijze solidair met zijn patiënten. Opvallend waren in elk opzicht zijn deugden. Zijn optreden was doordrongen van de christelijke deemoed, in de zin van een dienende gezindheid [5G. Papàsogli. Giuseppe Moscati. Das Leben eines heiligen Arztes. Stein am Rhein: Christiana-Verlag,; 1982. ]. Zijn grote moed bleek toen hij vrijwillig de verantwoordelijkheid op zich nam voor de ontruiming van een ziekenhuis wegens een uitbraak van de Vesuvius [6G. Papàsogli. Giuseppe Moscati. Das Leben eines heiligen Arztes. Stein am Rhein: Christiana-Verlag,; 1982. ]. Zijn sterkte maakte dat hij plotseling opkomende boosheid kon temperen en geen rancune toonde na beledigingen [7G. Infusino. Un santo in corsia. Giuseppe Moscati. Milano): Edizioni Paoline, Cinisello Balsamo; 1987. ]. Tegenover patiënten, collega’s en patiënten betrachtte hij groot geduld. Zijn matigheid uitte zich in zijn nuchterheid en integriteit op seksueel gebied.

Gianna Beretta Molla

Gianna Beretta Molla (1922-1962) [8Society of Saint Gianna. Saint Gianna Beretta Molla. Wife, Mother, Doctor, Prolife Witness. 2023. https://saintgianna.org/medicalcircum.htm ] was een Italiaanse, Rooms-katholieke kinderarts uit Noord-Italië. Tijdens de tweede maand van haar vierde zwangerschap, bleek zij een groot fibroom (myoom) van de uterus te hebben. Alhoewel deze tumor een goedaardig karakter heeft, was het fibroom zo groot dat het tijdens de zwangerschap de groei van het kind zou hebben kunnen belemmeren of een probleem hebben kunnen opleveren tijdens de bevalling. De artsen zagen drie mogelijkheden: een complete hysterectomy (operatieve verwijdering van de baarmoeder met kind erbij), een verwijdering van het fibroom tezamen met een abortus of een verwijdering van het fibroom alleen. Wat bij het geven van deze opties keuze meespeelde was de mening van de gynaecologen in die tijd dat littekens in de baarmoeder slecht genezen tijdens de zwangerschap en sowieso een risico op uterusrupturen (baarmoederscheuren) zijn bij eventuele volgende zwangerschappen. Bij de eerste geboden optie zou een volgende zwangerschap niet meer mogelijk zijn, in de twee andere gevallen wel. Het beëindigen van de zwangerschap middels abortus zou mogelijk een betere genezing van de wond in de baarmoeder kunnen bewerkstelligen. Molla koos voor het laatste: een directe abortus vond ze – evenals de Kerk – moreel ontoelaatbaar. Een totale hysterectomie zou nog verdedigbaar zijn geweest onder het principe van handeling met dubbel effect. Molla koos voor het leven van haar ongeboren kind, ook al zou dat een risico voor haar eigen leven met zich mee kunnen brengen. Aan het einde van de zwangerschap werd geprobeerd deze op te wekken met oxytocine. Dit lukte niet goed. Toen ze enige tijd gebroken vliezen had, werd besloten over te gaan tot een keizersnede. Hierbij werd op 21 april 1962 een gezonde dochter, Gianna Emanuela Molla geboren. De conditie van Gianna Beretta verslechterde snel: ze kreeg koorts en lage bloeddruk. Ondanks behandeling met antibiotica overleed ze een week later op 28 april 1962 aan septische peritonitis. In 2004 werd ze heilig verklaard. Zij werd de patroonheilige van allen die het leven verdedigen vanaf de ontvangenis. Tijdens de wereldontmoeting van gezinnen in Rio de Janeiro in 1997 eindige haar dochter Gianna Emanuela met het gebed “Liefste mama, dank u dat u mij tweemaal het leven hebt gegeven, toen u mij ontving en toen u mij geboren liet worden door mijn leven te beschermen met uw eigen leven”.

Stanisława Leszczyńska

Stanisława Leszczyńska (1896 – 1974) [9T. Bałuk-Ulewiczowa. Leszczyńska, S. A midwife’s report from Auschwitz (Originally published as “Raport położnej z Oświęcimia.” Przegląd Lekarski – Oświęcim. 1965: 104–106.). Trans Medical Review – Auschwitz 2018. https://www.mp.pl/auschwitz ] [10S. Kłodziński and W. Chłopicki. Stanisława Leszczyńska (Originally published in Przegląd Lekarski – Oświęcim. 1975: 206–208.). Trans Medical Review – Auschwitz 2019. https://www.mp.pl/auschwitz/ ] groeide op Polen en Rio de Janeiro (Brazilië). Na haar huwelijk met Bronisław Leszczyński, een man die als drukker werkte, voltooide zij de opleiding tot verloskundige in 1920. Zij begon als zodanig te werken, naast haar taak om drie zoons en een dochter op te voeden. In 1943 werd zij samen met haar kinderen door de Gestapo gearresteerd op verdenking van hulp aan personen die ook door de Gestapo gezocht werden. Haar man had documenten vervalst voor deze door de Gestapo gezochte personen. Stanislawa en haar dochter Sylwia werden naar Auschwitz-Birkenau gestuurd, twee van haar zonen naar de steengroeves van Mauthausen-Gusen. Haar echtgenoot en een derde zoon lukten het te vluchten voor de Gestapo. Haar echtgenoot overleed echter in 1944 tijdens de opstand van Warschau.

Tijdens haar verblijf in Auschwitz ontdekte men dat Leszczyńska opgeleid was als verloskundige. Ze werd gedwongen als zodanig te werken in Auschwitz. Tot dan toe was het in Auschwitz gebruikelijk dat zwangere vrouwen werden gedood en baby’s werden verdronken in een ton met water. Baby’s waarvan werd gedacht dat ze Arische kenmerken hadden, werden van hun moeder weggenomen en naar Duitse families gestuurd om daar op te groeien. Tussen april 1943 en de bevrijding van Auschwitz bijna twee jaar later hielp Leszczyńska bij de bevalling van meer dan drieduizend baby’s, waarbij het opvallend was dat er onder haar hoede geen baby of moeder bij de bevalling overleden was. Dat viel ook de nazileiding op en leidde tot het directe bevel van de legerarts Josef Mengele om de baby’s te doden, maar Leszczyńska weigerde dit bevel uit te voeren. Ook al werden er daarna baby’s gedood door anderen, Leszczyńska werd door Mengele niet van haar taak ontheven of veroordeeld. Zij overleefde met haar dochter Auschwitz en werd na de oorlog met haar zoons verenigd. Tot 1958 bleef zij werken als verloskundige. In 1974 stierf zij aan kanker. Haar graf in Łódź is uitgegroeid tot een bedevaartsoord. Het bisdom Łódź is in 2010 een zaligverklaringsproces voor haar begonnen, de vrouw die door H. Johannes Paulus II geprezen werd om haar “grote boodschap ter verdediging van het menselijk leven”.

Conclusie

Bovengenoemde zorgverleners waren iconen van Christus: een icoon is een beeld dat tegelijkertijd iets vertegenwoordigt van degene die het tot uitdrukking brengt. Uiteraard is niet iedere arts of medewerker in de gezondheid tot zo’n heroïsche navolging van Jezus geroepen. Bovendien is de organisatie van de gezondheidszorg drastisch veranderd en is het diagnostische en therapeutische arsenaal van middelen waarover zij beschikt enorm uitgebreid sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. In West-Europa is het in het algemeen niet meer nodig een zieke zonder honorarium te behandelen vanwege het stelsel van ziektekostenverzekeringen (hoewel bijvoorbeeld iemand die illegaal in het land verblijft, vaak niet in staat is voor medische zorg te betalen). Een icoon dient echter niet te worden gekopieerd, maar men kan er zich door te laten inspireren.

De genoemde iconen maken in ieder geval duidelijk dat de compassie, waarvan boven sprake was, geen oppervlakkig en vluchtig gevoel is, maar inhoudt dat men zich kan inleven en ook herkennen – tot op zekere hoogte – in de positie van de patiënt (zie Hfst I.3.1) (vergelijk wat boven is gezegd met betrekking tot de deugd van de solidariteit, dit Hoofdstuk I.2.2.5). Iets anders kan medelijden niet zijn, als het om een echte navolging van de Christus Medicus gaat, die zo solidair met ons wilde zijn dat Hij mens werd en zo aan ons bestaan deelnam:

‘Nu wij een verheven hogepriester hebben, een die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten wij vasthouden aan onze belijdenis. Want wij hebben een hogepriester die in staat is mee te voelen met onze zwakheden; Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde … In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Hij onder luid geroep en geween gebeden en smekingen opgedragen aan God die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord: hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak geworden van eeuwig heil …’ (Hebr. 4,14-15; 5,7-9).

image_pdfimage_print