W.J. Eijk en F.J. van Ittersum
Inleiding
In het vorige gedeelte van dit hoofdstuk zijn de waarden, principes en normen besproken die richtinggevend zijn voor het handelen van medewerkers in de gezondheidszorg. Voor het vruchtbaar werkzaam zijn in de zorg is het respecteren van genoemde waarden en normen noodzakelijk, maar daarmee is het beeld van de medische ethiek nog niet compleet. Het uitgangspunt voor het goed uitvoeren van de zorg aan mensen is een levenshouding, c.q. spiritualiteit, die voortkomt uit het hebben leren kennen van God en leven voor God. Deze christelijke visie t.b.v. de geneeskunde en de zorg heeft zich in de loop van de geschiedenis van het Christendom uitgekristalliseerd. Het blijft ook in deze tijd belangrijk te bekijken of deze christelijke visie op geneeskunde en zorg voldoende vormgegeven wordt. In een tijd met vele technische ontwikkelingen in de geneeskunde, behoefte aan efficiency om kosten te beteugelen kan het betonen van liefde en daarvan afgeleid nabijheid en compassie, de essentie van het Christendom, in de zorg in het gedrag komen. Voor de werkers in de gezondheidszorg is het in de praktijk ondoenlijk dat men zich bij elke handeling en elke beslissing afvraagt hoe men deze christelijke liefde en hierop gebaseerde waarden en normen vorm moet geven. Deze moeten een mens eigen worden, zodat deze een innerlijke houding heeft, waardoor deze waarden normen trouw en spontaan kunnen worden toegepast op werkzaamheden. Dit constant doen leidt tot het ontstaan van deugden, innerlijke houdingen die hen als ware predisponeren tot het handelen in overeenstemming met waarden en normen. Het trouw in praktijk brengen hiervan draagt bij aan de vorming van het morele karakter.
In het nu volgende gedeelte gaat het om de christelijke visie op geneeskunde en zorg en hoe een individuele zorgmedewerker hier middels zijn innerlijke houding vorm aan kan geven.